Bruine kiekendief

zomervogel

701 waarnemingen, 1681 vogels

 

De Bruine kiekendief is sinds jaar en dag broedvogel bij de Groote Wielen. De soort is karakteristiek voor de moerasgebieden en één van de fraaiste roofvogels van het gebied. Bruine kiekendieven leven van diverse prooien, zoals (jonge) vogels, kleine zoogdieren en kikkers. Vaak zijn ze te zien, jagend langs sloten en oeverzones. De baltsvluchten van de aanstaande broedparen boven de rietlanden en de prooi-overgave bij het nest vormen een adembenemend schouwspel.  

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

In de zestiger jaren van de vorige eeuw decimeerden de aantallen roofvogels en sterns. Schuldig daaraan was het gebruik van het bestrijdingsmiddel DDT, een moeilijk afbreekbaar gif, waardoor de vogels nauwelijks meer gezond nageslacht konden krijgen en grootbrengen. Na het verbod in Europa begonnen na de jaren zeventig de populaties zich weer langzaam te herstellen. Aan de kleine jaarmaxima van de jaren zeventig en de ontwikkeling daarna is dat goed te zien. In de jaren negentig was het aantal Bruine Kiekendieven in het Groote Wielengebied maximaal, zowel van broedvogels en doortrekkers. Daarna kwam de de klad er wat in, om de laatste tien jaar op een lager niveau te stabiliseren. De indruk bestaat dat geen (grote) vervolging heeft plaatsgevonden door onverlaten, maar dat is moeilijk na te gaan.
Er zijn vier winterwaarnemingen, steeds van één exemplaar
: 2 februari 1974 en 17 januari 1998, 16 februari 2019 en 15 februari 2020. Mogelijk overwinterende vogels die in Fryslân verbleven.  

Broedvogel

 

In de jaren zeventig heeft de Bruine kiekendief mogelijk nog wel gebroed, maar waarschijnlijk ging het slechts om één broedpaar. Overal in Nederland was het aantal broedparen op een dieptepunt na de DDT-affaire. Dat is ook zichtbaar in de gepresenteerde jaarmaxima. In de jaren tachtig en negentig is het aantal langzaam toegenomen toen de gifstoffen mettertijd uit het milieu verdwenen. Begin jaren tachtig werd het aantal broedparen geschat op twee; in 2000 was het aantal opgelopen tot tien paren. In de jaren negentig is de oppervlakte aan rietland toegenomen, wat mede van invloed was op de toename. Zo was bijvoorbeeld de Gelte Herne in de jaren tachtig nog zomerpolder-grasland; in de jaren negentig is het omgevormd tot rietmoerasland. Na de eeuwwisseling is het aantal broedparen weer teruggelopen tot recent zo’n drie tot vijf broedparen.

Vier keer is het Groote Wielengebied in zijn geheel geïnventariseerd. Jaarlijks zijn er broedgevallen in de Gelte Herne, maar ook word af en toe gebroed in rietland in de Binnemiede en enkele rietmoerassen langs de Rijd.

 

2000 2005 2010 2017
10 8 3 3

Broedterritoria in 2010

foto Jankees Schwiebbe