In augustus kunnen de eerste Goudplevieren gezien worden. De doortrekkende en overwinterende vogels zijn veelal afkomstig uit de noordoostelijke broedgebieden in Scandinavië en Rusland. Ze verblijven vooral in de kleigraslanden van Noord-Oost Fryslân en in toenemende mate in het Waddengebied, maar een klein deel bezoekt ook het Groote Wielengebied. De aantallen nemen gedurende het najaar wat toe. Veruit de grootste aantallen (vele honderden) zijn waargenomen in december en januari. In februari en maart verblijven als regel veel minder vogels in het Groote Wielengebied met in april en begin mei vaak een opleving tijdens de voorjaarstrek. vanaf half mei worden vrijwel geen Goudplevieren meer gezien. In werkelijkheid zijn de verschillen nog veel groter, omdat het driejarig lopend gemiddelde de uitschieters afzwakt. De grootste aantallen Goudplevieren zijn aangetroffen in december: 3500 vogels op 24 december 2014 en 1600 vogels op 25 december 2004. Er is één zomerwaarneming van één vogel, gedaan tijdens een excursie van de NJN in juli 1974. De grotere aantallen Goudplevieren zijn vooral te vinden in de Binnemiede en Weeshuispolder, waar ze voedsel zoeken op de graslanden. De vogels slapen met andere steltlopers in de onder water staande zomerpolders in de Ryptsjerksterpolder. De gemiddelde jaarmaxima laten zien dat de aantallen van jaar op jaar enorm kunnen verschillen.