Gierzwaluw

Gierzwaluw

zomergast

192 waarnemingen, 3732 vogels

Het Groote Wielengebied wordt door de Gierzwaluw in het voorjaar en zomer volop benut. In de vroege ochtend verschijnen de eerste vogels, jagend op insecten. De vogels jagen veelal boven de landerijen en wateren, vooral in de (na)zomer regelmatig samen met boerenzwaluwen , huiszwaluwen en vaak ook oeverzwaluwen. De vogels broeden in Leeuwarden en omliggende dorpen.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Gierzwaluwen worden bij de Groote Wielen gezien van eind april tot de vogels in de loop van augustus weggetrokken zijn naar Afrika. De vroegste waarneming is van 23 april 1995 toen 20 vogels werden gezien. De laatste waarneming op 18 september 1981 betrof één vogel. De gemiddelde jaarmaxima laten grote schommelingen zien, afhankelijk van de rijkdom aan insecten. In werkelijkheid zijn de schommelingen nog veel groter, omdat het driejarig lopend gemiddelde de uitschieters afzwakt. Het grootste aantal getelde jagende Gierzwaluwen is 300, geteld op 25 juni 1996. De vier overige waarnemingen van meer dan 100 Gierzwaluwen komen alle uit de maand juni, wanneer de jongen uitgevlogen zijn. Na de eeuwwisseling zijn dergelijke grote aantallen niet meer gezien. 

foto anonymus

Gele kwikstaart

Gele kwikstaart

zomervogel

369 waarnemingen, 1740 vogels

Gele kwikstaarten zijn van oudsher vertrouwde verschijningen in het Groote Wielengebied. De vogels zijn vooral te vinden in de zomerpoldergraslanden van de Ryptsjerksterpolder, die ’s winters onder water staan. In de winterpolders van de Binnemiede en Weeshuispolder is de soort veel schaarser. De vogels houden van kruidenrijke graslanden en akkergebieden. Akkers zijn niet vrijwel niet aanwezig, maar kruidenrijke graslanden volop. 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Een blik op de gemiddelde jaarmaxima laten zien dat tot begin jaren negentig van de vorige eeuw de Gele kwikstaart veel talrijker was dan daarna. Zo werden vóór 1990 bij tellingen maximaal 15-20 vogels geteld. Daarna werden 10 vogels nog maar af en toe gehaald. Vanaf de jaren negentig zijn de aantallen met wat schommelingen tamelijk stabiel. De eerste Gele kwikstaarten arriveren meestal in april. De vroegste waarneming is van 2002 toen op 16 maart één Gele kwikstaart werd gezien. De grootste aantallen Gele kwikstaarten worden geteld in de periode van mei tot juli. Dit zijn vooral broedvogels.  Vanaf half augustus tot eind september worden groepjes doortrekkers gezien. De laatste waarneming is van 1981 toen op 17 oktober nog twee vogels werden waargenomen. 

Broedvogel

 

Zomerpoldergraslanden behoren tot de favoriete broedgebieden van de Gele kwikstaart. Van oudsher behoren de zomerpolders van de Warren en de polders vóór de Kobbekooi tot de graslanden met de grootste dichtheden. De Gele kwikstaart nestelt op de grond; het nest goed verstopt tussen hoge grassen. Die zijn volop in de zomerpolders aanwezig. In de winterpolders van de Binnemiede en Weeshuispolder zijn de dichtheden veel kleiner. Territoriale vogels vliegen in de broedtijd al van enige afstand op de vogelteller af en blijven enige tijd met een ijle roep boven de waarnemer hangen tot deze weer vertrekt.
Vier maal is het Groote Wielengebied in zijn geheel op broedparen geïnventariseerd. Het aantal broedparen schommelt tussen 15 en 25 en is tamelijk stabiel.

 

2000 2005 2010 2017
19 16 25 16

Broedterritoria in 2010

weidevogels Binnemiede en Weeshuispolder – langlopende reeks broedparen Gele kwikstaart (BMP) 

 

foto Ruurd Jelle van der Leij

Fuut

Fuut

jaarvogel

825 waarnemingen, 4875 vogels

 

Het gehele jaar door zijn Futen aanwezig bij de Groote Wielen, als broedvogel, doortrekker en schaarse wintergast. De vogels broeden in de oeverzones van de verschillende Wielen, de Kolken en bredere vaarten. De vogels eten voornamelijk vis, die in het Groote Wielengebied  goed voorhanden is. 

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De gemiddelde jaarmaxima van de in het Groote Wielengebied verblijvende Futen betreffen vooral niet-broedvogels.  De grootste aantallen Futen worden geteld in het voorjaar, nazomer en najaar, vogels op weg naar de broedgebieden of juist naar de winterkwartieren. De Nederlandse broedvogels ruien in de nazomer de Waddenzee en op het IJsselmeer. ’s Winters verblijven de meeste Futen op de Noordzee. Dan zijn de aantallen  in het Groote Wielengebied het kleinst. Bij tellingen gaat het dan meestal maar om enkele vogels.
De grootste aantallen vogels zijn geteld in de jaren tachtig en negentig. Toppers waren 24 maart 1991 (60), 10 september 1986 (52) en 27 augustus 1980 (49 vogels). Na de eeuwwisseling daalt het aantal Futen buiten de broedtijd met wat schommelingen geleidelijk. Een aantal van meer dan tien getelde Futen sindsdien is op de vingers van één hand te tellen.  

Broedvogel

 

Het aantal broedparen van de Fuut heeft vele jaren geschommeld rond 15-20. De meeste Futen broeden in de riet- en kleine lisdodde-oeverzones  langs de meren en vaarten. In het begin van de broedtijd in maart en april zijn het vooral de baltsende en samen opzwemmende paren die de aandacht vragen. Daarna vormen op wacht zwemmende vogels een belangrijke aanwijzing voor broeden. Vanaf juni worden veel oudervogels met kuikens op de rug gezien. Drie keer is het Groote Wielengebied in zijn geheel geïnventariseerd. De laatste jaren lijkt op basis van verspreide waarnemingen de broedpopulatie af te nemen. Naar schatting was de populatie rond 2020 nog maar de helft van tien jaar geleden. 

 

2000 2005 2010
15 20 18

Broedterritoria in 2010

foto Lubbert Boersma

Fitis

Fitis

zomervogel

253 waarnemingen, 1728 vogels

 

De fitis is een algemene broedvogel in het Groote Wielengebied. Eind maart/begin april keren de vogels terug uit de winterkwartieren in Afrika. Al snel treffen ze voorbereidingen om te gaan broeden. Fitissen zijn insecteneters en broeden op veel plekken waar maar een beetje geboomte of struweel te vinden is. De vogels nestelen op de grond. Na de broedtijd zijn de vogels veel stiller en worden ze veel minder vaak waargenomen. Vanwege de uiterlijke gelijkenis met de tjiftjaf kunnen sommige vogels slechts als ‘fitjaf’ worden genoteerd. Rond september worden de laatste doortrekkers gezien.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

De eerste Fitissen arriveren al eind maart. Het aantal waarnemingen van die eerstelingen is echter zo gering dat ze wegvallen in de statistieken. De vogels vallen al gelijk op door hun zangactiviteiten. Door de jaren heen is er geen duidelijke trend zichtbaar. De pieken rond 1980 en in 2000, 2005 en 2010 worden veroorzaakt door broedvogelinventarisaties, waarbij de vogels vaker werden waargenomen dan in jaren waarin de soort niet is geïnventariseerd. De grootste aantallen Fitissen (rond de 30 vogels) zijn geteld bij enkele ‘post-transect’ tellingen (PTT) in april in 1990, 1994 en 1995 en bij een broedvogelinventarisatie van moerasgebieden in 2017. Na de broedtijd worden daalt het aantal waarnemingen vanaf juli snel. In de september worden de laatste vogels waargenomen, waarbij verwisseling met de Tjiftjaf niet geheel is uitgesloten.

Broedvogel

 

De Fitis is een pionier van beginnend bos. Overal waar wat boompjes of struweel aanwezig is kan de Fitis broeden. Erfbeplantingen aan de randen van het Groote Wielengebied, bosjes, beide eendenkooien en moerasland met struweel, overal broedt de Fitis.
Drie keer is het Groote Wielengebied in zijn geheel geïnventariseerd. Aan de hand van de aantallen lijkt het er op dat de de Fitis als broedvogel is toegenomen. Het aantal onderzochte jaren is echter te gering om daar zeker van te zijn. 

 

2000 2005 2010
48 76 76

Broedterritoria in 2010

foto Lubbert Boersma

Fazant

Fazant

jaarvogel

460 waarnemingen, 1052 vogels

 

 

De Fazant is een schaarse broedvogel en standvogel. Midden in het open land komen fazanten niet graag. Veruit de meeste waarnemingen zijn gedaan in of in de buurt van riet- en moerasland. De vogels kunnen het gehele jaar door worden aangetroffen. In de broedtijd door het kok-geluid met het vleugelgeklapper van de hanen, buiten de broedtijd zijn het enkelingen of families die voedsel zoeken. Fazanten zijn niet kieskeurig en eten zowel klein plantaardig en dierlijk spul.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen

 

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De jaarlijkse aantallen waarnemingen ontlopen elkaar niet veel vanaf de jaren zeventig tot heden. In de jaren dat er op broedvogels is geïnventariseerd zie je een piek in het aantal waarnemingen. De piek in de jaren rond 1980 wordt deels veroorzaakt omdat er toen meer veldbezoeken zijn gebracht dan gebruikelijk. Maar ook de aantallen vogels uit die tijd zijn veel groter dan later het geval was. Aantallen van meer dan tien vogels komen uit die tijd. Daarna werden meestal slechts vijf of minder vogels geteld. Ook het voorkomen gedurende het jaar is tamelijk constant. De soort wordt in alle jaargetijden vrijwel even vaak gezien.

Broedvogel

 

Het aantal broedparen van de Fazant schommelt wat met ruim tien per jaar. Van een duidelijke trend is niet veel te bespeuren. De territoria worden vastgesteld op basis van roepende hanen met vleugelgeklapper. Het overgrote deel van de paren broedt in de riet-/moeraslanden van de Rypstjerksterpolder. Maar ook wordt wel eens gebroed in een van de twee eendenkooien die het gebied rijk is.

 

2000 2005 2010
11 9 13

Broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Ekster

Ekster

jaarvogel

431 waarnemingen, 2698 vogels

 

 

Eksters zijn het gehele jaar overwegend te vinden langs de randen van het Groote Wielengebied of bij de beide eendenkooien. De Ekster is een schaarse broedvogel en standvogel. De vogels zijn zelden in het open land aanwezig en dan vaak nog alleen in de buurt van bomen. Eksters zijn veelzijdige eters, van regenwormen en kevers tot eieren en jonge vogels.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De cijfers laten een sterke achteruitgang zien van de Ekster rond de Groote Wielen. Ook al kwamen de vogels niet ver in het open grasland, toch waren eind jaren zeventig van de vorige eeuw aantallen van tien tot twintig vogels niet ongewoon. Tegenwoordig blijft het bij één of twee Eksters die gezien worden bij een telling. Het voorkomen door het jaar heen varieert niet zo sterk. Maar in de broedperiode zijn toch duidelijk minder vogels te zien. Waarschijnlijk blijven de Eksters dan dichter bij de nesten aan de rand van Gytsjerk en langs de provinciale weg en komen ze minder in het open natuurgebied. Mogelijk ook heeft de vestiging van een Haviken-paar in de Ryptsjerksterpolder in de jaren negentig de stand verder doen kelderen. 

Broedvogel

 

In 1980 werd op basis van tamelijk vluchtig onderzoek minimaal zeven broedparen vastgesteld, vijf daarvan in de bomen op de erven langs de provinciale weg. In 2000 waren dat nog vier paren. In dat jaar broedde er nog geen Havik in de Ryptsjerksterpolder. Na 2000 was dat wel het geval in 2005 en 2010 was de broedpopulatie gekrompen tot één paar. 

 

2000 2005 2010
4 1 1

Broedterritoria in 2010

foto Bert Visser

Buizerd

Buizerd

jaarvogel

1011 waarnemingen, 3451 vogels

 

De Buizerd is het gehele jaar aan te treffen rond de Groote Wielen. Broedvogel, doortrekker en wintergast, de Buizerd is het allemaal. Vaak zittend op palen of hekken, overvliegend, schroevend op trek of zeilend in de broedtijd. De niet al te snelle roofvogel is van alle markten thuis en leeft van kleine zoogdieren, jonge vogels, aas, maar ook amfibieën en regenwormen. Soms worden ze biddend gezien, maar meestal begint de jacht vanaf een uitkijkpunt.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Evenals bij andere roofvogels was ook de stand van de Buizerd gekelderd na het gebruik van het moeilijk afbreekbare bestrijdingsmiddel DDT in de jaren zestig van de vorige eeuw.  Na het verbod in Europa begonnen na de jaren zeventig de populatie zich weer langzaam te herstellen. Dat is goed te zien aan de ontwikkeling van de jaarmaxima van de soort. De toename van de Buizerd heeft zich sindsdien voortgezet als broedvogel en als trekvogel. Vooral in het najaar kunnen regelmatig enkele tientallen Buizerden aanwezig zijn. De grootste aantallen zijn dan meestal te vinden in de Binnemiede en Weeshuispolder, vooral in jaren met veel muizen. Het grootste aantal Buizerden (31) is geteld op zaterdag 17 oktober 2015 tijdens een roofvogeltelling.

Broedvogel

 

Het is niet geheel duidelijk wanneer de Buizerd bij de Groote Wielen is gaan broeden. Rond 1980 was dat nog niet het geval. Het zal in de jaren negentig geweest zijn. Tijdens de volledige inventarisaties van het Groote Wielengebied in 2000, 2005 en 2010 zin steeds twee broedterritoria vastgesteld. Broedplaatsen zijn onder meer de beide eendenkooien en enkele andere bosschages met hoge bomen. Er wordt regelmatig gebroed in voormalige kraaiennesten. 

 

2000 2005 2010
2 2 2

Broedterritoria in 2010

foto Lubbert Boersma

Bruine kiekendief

Bruine kiekendief

zomervogel

701 waarnemingen, 1681 vogels

 

De Bruine kiekendief is sinds jaar en dag broedvogel bij de Groote Wielen. De soort is karakteristiek voor de moerasgebieden en één van de fraaiste roofvogels van het gebied. Bruine kiekendieven leven van diverse prooien, zoals (jonge) vogels, kleine zoogdieren en kikkers. Vaak zijn ze te zien, jagend langs sloten en oeverzones. De baltsvluchten van de aanstaande broedparen boven de rietlanden en de prooi-overgave bij het nest vormen een adembenemend schouwspel.  

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

In de zestiger jaren van de vorige eeuw decimeerden de aantallen roofvogels en sterns. Schuldig daaraan was het gebruik van het bestrijdingsmiddel DDT, een moeilijk afbreekbaar gif, waardoor de vogels nauwelijks meer gezond nageslacht konden krijgen en grootbrengen. Na het verbod in Europa begonnen na de jaren zeventig de populaties zich weer langzaam te herstellen. Aan de kleine jaarmaxima van de jaren zeventig en de ontwikkeling daarna is dat goed te zien. In de jaren negentig was het aantal Bruine Kiekendieven in het Groote Wielengebied maximaal, zowel van broedvogels en doortrekkers. Daarna kwam de de klad er wat in, om de laatste tien jaar op een lager niveau te stabiliseren. De indruk bestaat dat geen (grote) vervolging heeft plaatsgevonden door onverlaten, maar dat is moeilijk na te gaan.
Er zijn vier winterwaarnemingen, steeds van één exemplaar
: 2 februari 1974 en 17 januari 1998, 16 februari 2019 en 15 februari 2020. Mogelijk overwinterende vogels die in Fryslân verbleven.  

Broedvogel

 

In de jaren zeventig heeft de Bruine kiekendief mogelijk nog wel gebroed, maar waarschijnlijk ging het slechts om één broedpaar. Overal in Nederland was het aantal broedparen op een dieptepunt na de DDT-affaire. Dat is ook zichtbaar in de gepresenteerde jaarmaxima. In de jaren tachtig en negentig is het aantal langzaam toegenomen toen de gifstoffen mettertijd uit het milieu verdwenen. Begin jaren tachtig werd het aantal broedparen geschat op twee; in 2000 was het aantal opgelopen tot tien paren. In de jaren negentig is de oppervlakte aan rietland toegenomen, wat mede van invloed was op de toename. Zo was bijvoorbeeld de Gelte Herne in de jaren tachtig nog zomerpolder-grasland; in de jaren negentig is het omgevormd tot rietmoerasland. Na de eeuwwisseling is het aantal broedparen weer teruggelopen tot recent zo’n drie tot vijf broedparen.

Vier keer is het Groote Wielengebied in zijn geheel geïnventariseerd. Jaarlijks zijn er broedgevallen in de Gelte Herne, maar ook word af en toe gebroed in rietland in de Binnemiede en enkele rietmoerassen langs de Rijd.

 

2000 2005 2010 2017
10 8 3 3

Broedterritoria in 2010

foto Jankees Schwiebbe

Brilduiker

Brilduiker

doortrekker en wintergast

78 waarnemingen, 135 vogels

 

Brilduikers worden niet zo vaak gezien. Meestal gaat het maar om één of twee vogels. De Brilduikers verblijven meestal zwemmend of duikend op de wat grotere open wateren in het Groote Wielengebied. De vogels duiken naar allerhande waterdiertjes waaronder zoetwatermosselen.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen

 

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het Groote Wielengebied vaker door Brilduikers bezocht dan tegenwoordig het geval is. Met een enkele uitzondering – op 20 januari 1974 werden tijdens een NJN-excursie 10 vogels gezien – werden ook toen steeds minder dan vijf vogels geteld. De vogels zijn waargenomen in de periode november tot april. Eenmaal is een Brilduiker in augustus gezien (2 augustus 1993). De vogels verblijven meestal op het open water van de Wielen, maar vooral in het voorjaar  worden ze ook wel aangetroffen op de ondergelopen zomerpolders van de Ryptsjerksterpolder. 

foto Jappie Seinstra

Brandgans

Brandgans

wintergast

767 waarnemingen  1.733.060 vogels


Brandganzen zijn echte wintergasten in het Groote Wielengebied. Ze verschijnen al vroeg in het najaar in Fryslân en blijven tot in het voorjaar. In de Ryptsjerksterpolder bevinden zich slaapplaatsen, waar de ganzen ’s nachts verblijven, tezamen met andere ganzen. Vooral de ’s winters onder water staande  zomerpolders fungeren als slaapplaats, maar daarbuiten wordt ook wel in diverse poelen de nacht doorgebracht.  

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Vele duizenden Brandganzen verblijven ’s winters in het Groote Wielengebied. De eerste wat grotere groepen arriveren in de loop van oktober uit de noordelijke broedgebieden. De vogels vliegen elke avond bij invallende schemering naar de Ryptsjerksterpolder, waar ze met andere ganzen slapen in de onder water staande zomerpolders en bij poelen. ’s Ochtends vroeg vertrekken de ganzen rond en na zonsopgang naar de omliggende agrarische graslanden om te foerageren. In maart vertrekken de vogels weer, naar de broedgebieden in Noord-Rusland, Groenland en noordelijk Scandinavië.
De populatie is in de loop van de tijd sterk gegroeid van zo’n 2.000 vogels begin jaren zeventig van de vorige eeuw naar 12.000 – 18.000 vogels na de eeuwwisseling. Dat is 2-3% van de West-Europese trekpopulatie. De groei is er nog niet uit. Hoewel op verschillende plaatsen in Fryslân Brandganzen (nazaten van ontsnapte of aangeschoten vogels) zijn gaan broeden, zo ook in het nabijgelegen Ottema-Wiersma reservaat, is dat in het Groote Wielengebied niet of nauwelijks gebeurd. Het aantal zomerwaarnemingen is gering en niet terug te vinden in de statistieken.

foto Jappie Seinstra