Vink

Vink

jaarvogel

476 waarnemingen, 2936 vogels

 

Vinken zijn het gehele jaar in het Groote Wielengebied te vinden, vooral langs de randen van het gebied met wat bebouwing en bosschages en in beide eendenkooien. Het zijn voornamelijk zaadeters die zaden, bladknoppen en ander plantaardig spul eten. In de broedtijd schakelen ze over op insecten, die veel eiwitrijker zijn. Vinken broeden op boomrijke plekken onder struikgewas. Buiten de broedtijd zoeken ze in groepjes op zoek naar voedsel.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De Vink wordt rond de Groote Wielen vooral gezien aan de randen van het gebied op of nabij boomrijke plekken. De aantallen worden vooral beïnvloed door het voorkomen buiten de broedtijd, wanneer de vogels hier en daar in groepjes te zien zijn op zoek naar voedsel. De vogels eten dan vooral zaden van diverse snit. Af en toe zijn er enkele Kepen aanwezig bij de Vinken. Na de broedtijd in de maand juli zijn de aantallen Vinken het kleinst. In het voorjaar en najaar komen ook groepen doortrekkers langs, afkomstig uit Noordelijke regio’s.  De opvallende piek in de gemiddelde jaarmaxima wordt veroorzaakt door een telling van ca. 200 Vinken tijdens een vroege ochtend-ganzen-slaapplaatstelling op 4 februari 2007. Een grote groep doortrekkers streek neer op het opdrogende grasland van de zomerpolder nabij geboomte om een tijdje later weer verder te trekken. 

Broedvogel

 

De Vinken in het Groote Wielengebied broeden op plekken met wat hoog opgaand, meer ontwikkeld geboomte. De verwachting dat het aantal broedparen de afgelopen tientallen jaren met de ontwikkeling van bomen en bosschages zou toenemen is bewaarheid. Gezien de broedvogelaantallen in 2000, 2005 en 2010 is dat wel erg snel gegaan. In het verleden broeden er enkele vinken in of in de buurt van de eendenkooien, maar tegenwoordig zijn meer plekken geschikt.  

 

2000 2005 2010
3 9 20

broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Veldleeuwerik

Veldleeuwerik

zomervogel, doortrekker

832 waarnemingen, 9053 vogels

Veldleeuweriken vinden in het Groote Wielengebied een aantrekkelijk leefgebied. Het is een talrijke broedvogel en doortrekker op de kruidige graslanden. Heel opvallend zijn in het voorjaar de talrijke zangvluchten en uitbundige zang van de mannetjes, die nu in de meeste graslanden in Nederland ontbreken. De vogels eten vooral insecten, maar buiten de broedtijd ook wel zaden.  Tijdens de trektijden kunnen tientallen vogels aanwezig zijn, verspreid in kleine groepjes. Je hoort ze vaak beter dan je je ziet.   

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De meeste Veldleeuweriken worden gezien tijdens de broedtijd, wanneer de vogels zeer actief zijn, en tijdens de najaarstrek in september en oktober. De vogels kunnen alleen goed worden geteld wanneer bij een beetje tegenwind de vogels laag vliegen. Het is niet doenlijk om de aantalsontwikkeling van de Veldleeuwerik buiten de broedtijd af te leiden uit de gemiddelde jaarmaxima, die in jaren met een groot aantal gemelde doortrekkers (in september en oktober) bepaald worden door niet-broedvogels en in de overige jaren door waargenomen broedvogels. De opmerkelijke piek in de aantallen wordt veroorzaakt door zeer grote aantallen late trekkers in het najaar van 1996: 1-12-1996 440 vogels en tijdens de voorjaarstrek in februari en maart 1996 maximaal 200 vogels. 

Broedvogel

 

Hoewel de Veldleeuwerik in Nederland de laatste halve eeuw als broedvogel zeer sterk achteruit is gegaan, is daar rond de Groote Wielen niets van te merken. De Veldleeuwerik behoort er tot de meest algemene broedvogels en de aantallen nemen nog steeds toe. Het overgrote deel broedt in de weidevogelreservaten Binnemiede en Weeshuispolder ten westen van de Wielen. De kruidige graslanden vormen een aantrekkelijk leefgebied voor de soort. Van oudsher waren de grootste dichtheden te vinden op de wat hoger gelegen klei-op-veengraslanden langs de Murk, maar de laatste decennia zijn ook de wat lager gelegen veengraslanden goed bezet. In de Ryptsjerksterpolder (venige zomerpolders en zandige delen) hebben nooit veel Veldleeuweriken gebroed.      

 

2000 2005 2010 2017
50 38 39 53

Broedterritoria in 2010

weidevogels Binnemiede en Weeshuispolder – langlopende reeks broedparen Veldleeuwerik (BMP)

foto Jappie Seinstra

Tureluur

Tureluur

zomervogel

857 waarnemingen, 11.607 vogels

Tureluurs komen voor de waarnemer in april vrij steels in het Groote Wielengebied binnen. Hier en daar zijn enkele vogels of kleine groepjes te zien. De vogels komen uit de winterkwartieren in West-Afrika en Spanje en Portugal. Geleidelijk schakelen ze over van slakjes en kreeftjes en kleine visjes in de natte milieu’s naar wormen en insecten in de kruidige graslanden rond de Groote Wielen. De vogels slapen niet gemeenschappelijk op de slaapplaatsen zoals Grutto en Kemphaan.

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De eerste Tureluurs arriveren in de loop van maart in het Groote Wielengebied. De laatsten worden in juli gezien. Dat betreft vaak vogels die vrij laat met nog niet vliegvlugge jongen in het gebied aanwezig zijn. De gemiddelde jaarmaxima worden gedomineerd door de aantallen die geteld worden bij broedvogelinventarisaties. Op de steltloper-slaapplaatsen slapen wel Tureluurs, maar dat zijn vaak vogels die overdag ook al in gebied aanwezig zijn. Het invliegen van groepen Tureluurs in de avondschemering is vrijwel nooit waargenomen. Bij volledige gebiedstellingen zijn aantallen van 100 of meer vogels slechts twee keer geteld. Op 23 maart 1995 werden 201 Tureluurs geteld bij een ‘PTT’-telling en op 21 maart 1998 113 Tureluurs  bij een watervogeltelling. In maart zijn er bij het afstromen van de zomerpolders veel slikkige plekken aanwezig, waar Tureluurs op af komen.

Broedvogel

 

Tureluurs broeden sinds jaar en dag rond de Groote Wielen. Een blik op de aantallen broedparen in de jaren waarin het Groote Wielengebied in zijn geheel is geïnventariseerd laat zien dat de stand van de Tureluurs gestaag is afgenomen. De meeste vogels broeden tegenwoordig in de Binnemiede / Weeshuispolder met een intensief weidevogelbeheer. In de Ryptsjerksterpolder broeden Tureluurs vrijwel alleen nog in de zomerpolders ‘de Warren’.  Na de broedtijd worden vrijwel geen Tureluurs meer aangetroffen.

 

2000 2005 2010 2017
50 41 34 28

Broedterritoria in 2010

weidevogels Binnemiede en Weeshuispolder – langlopende reeks broedparen Tureluur (BMP) 

 

foto Jappie Seinstra

Tuinfluiter

Tuinfluiter

zomervogel

107 waarnemingen, 292 vogels

 

Eind april keren Tuinfluiters terug uit de winterkwartieren in Afrika. Vrij snel treffen ze voorbereidingen om te gaan broeden. De Tuinfluiter is een schaarse tot talrijke broedvogel in het Groote Wielengebied. Hun voorkeursgebied is bos, bosranden en struweel met een goed ontwikkelde struiklaag, waar ze hun voedsel (insecten en dergelijk spul) goed kunnen vinden. De vogels zingen als een versneld afgespeelde Merel verscholen in het struikgewas. Je ziet ze vrijwel niet, maar hun zang is onmiskenbaar. Na de broedtijd zijn de vogels veel stiller en worden ze nauwelijks meer waargenomen. 

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen 

 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

Het overgrote deel van de waarnemingen van Tuinfluiters rond de Groote Wielen betreft zingende vogels. Door de jaren heen is er geen duidelijke trend zichtbaar. De pieken rond 1980 en in 2000, 2005, 2010 nen 2017 worden veroorzaakt door broedvogelinventarisaties, waarbij de vogels vaker werden waargenomen dan in jaren waarin de soort niet is geïnventariseerd. Het grootste aantal Tuinfluiters (11 vogels) is geteld op 7 juni 1980 tijdens een broedvogelinventarisatie Na de broedtijd worden daalt het aantal waarnemingen vanaf juli snel. In augustus worden al nauwelijks meer Tuinfluiters gehoord.

Broedvogel

 

De Tuinfluiter voelt zich thuis in bos en bosrand met veel struweel. Drie keer is het Groote Wielengebied in zijn geheel op  Tuinfluiters geïnventariseerd. Door de jaren heen lijkt de Tuinfluiter met de ontwikkeling van struweel en geboomte te zijn toegenomen als broedvogel. De inventarisatie van 2000 met 8 broedparen lijkt echter wat aan de lage kant. In 2017 is de soort onvolledig geïnventariseerd.

 

2000 2005 2010
8 22 23

Broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Torenvalk

Torenvalk

jaarvogel

809 waarnemingen, 1544 vogels

 

De Torenvalk is sinds jaar en dag broedvogel in of dichtbij het Groote Wielengebied en kan het gehele jaar door worden gezien. Vaak wordt de Torenvalk biddend gezien, stil in de lucht om prooien te vangen op de grond. Torenvalken zijn gespecialiseerd in woelmuis-soorten, waarbij de veldmuis het meest gepakt wordt. De vogels jagen vooral in de open delen van het gebied in de Ryptsjerksterpolder en Binnemiede / Weeshuispolder.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Het lijkt erop dat de Torenvalk zich sneller herstelde van de slachting door het gebruik van het bestrijdingsmiddel DDT in de jaren zestig van de vorige eeuw dan andere roofvogels.  In elk geval waren de jaarmaxima van de Torenvalk halverwege de jaren zeventig in het Groote Wielengebied al weer op peil. Sindsdien zijn de aantallen Torenvalken die jaarlijks worden gezien met schommelingen tamelijk stabiel. Van 1972 en 1973 zijn geen gegevens voorhanden. De dip rond 1986 is niet goed verklaarbaar. De vogels worden het gehele jaar door gezien, maar in de broedtijd zijn de aantallen het kleinst. De Torenvalk is overwegend standvogel. In de herfst en winter zijn de aantallen het grootst door de aanwas van nabije broedvogels, maar mogelijk ook door noordelijke vogels die hier overwinteren. Het grootste aantal Torenvalken (13) dat geteld is, komt van de NJN tijdens een excursie in januari 1975. Maar meestal worden maximaal 5-10 vogels gezien.

Broedvogel

 

De Torenvalk broedt in de meeste jaren in de nabije omgeving van het Groote Wielengebied in nestkast of boomholte. In het Groote Wielengebied zelf is in de jaren dat een gebiedsdekkende inventarisatie heeft plaatsgevonden alleen in 2010 een broedgeval vastgesteld, in de molen bij de Ryptsjerksterfeart.

 

2000 2005 2010 2017
0 0 1 0

foto Jappie Seinstra

Tjiftjaf

Tjiftjaf

zomervogel

228 waarnemingen, 638 vogels

 

De Tjiftjaf is een tamelijk algemene broedvogel in het Groote Wielengebied. Eind maart keren de vogels terug uit de winterkwartieren in Zuid-Europa en Noord-Afrika. Al vrij snel treffen ze voorbereidingen om te gaan broeden. Tjiftjaffen zijn insecteneters en broeden op plekken met wat hoger opgaand geboomte dan de uiterlijk tamelijk gelijkende Fitis. De vogels nestelen vaak op of dichtbij de grond. Na de broedtijd zijn de vogels veel stiller en worden ze veel minder vaak waargenomen. Vanwege de uiterlijke gelijkenis met de Fitis kunnen sommige vogels slechts als ‘fitjaf’ worden genoteerd. In oktober worden de laatste doortrekkers gezien.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen 

 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

De eerste Tjiftjaffen arriveren in de loop van maart. De vogels vallen al gelijk op door hun zangactiviteiten. Net als bij de Fitis betreft het overgrote deel van de waarnemingen zingende vogels. Door de jaren heen is er geen duidelijke trend zichtbaar. De pieken rond 1980 en in 2000, 2005 en 2010 worden veroorzaakt door broedvogelinventarisaties, waarbij de vogels vaker werden waargenomen dan in jaren waarin de soort niet is geïnventariseerd. De grootste aantallen Tjiftjaffen (13 vogels) zijn geteld bij een ‘post-transect’ tellingen (PTT) op 23 april 1994 en tijdens een broedvogelinventarisatie in moerasgebied op 25 maart 2017. Na de broedtijd worden daalt het aantal waarnemingen vanaf juli snel. In oktober worden de laatste vogels waargenomen, waarbij verwisseling met de Fitis niet geheel is uitgesloten.

Broedvogel

 

De Tjiftjaf voelt zich thuis in wat hoger opgaand geboomte met rijke ondergroei. Terwijl Fitissen beginnend struweel en bos snel koloniseren, wacht de Tjiftjaf tot het bos wat verder is in de ontwikkeling.
Vier keer is het Groote Wielengebied in zijn geheel op Tjiftjaf geïnventariseerd. Door de jaren heen lijkt de Tjiftjaf met de ontwikkeling van struweel en geboomte is toegenomen als broedvogel. De inventarisatie van 2005 met maar 6 broedparen valt nogal uit de toon. Achteraf kan de oorzaak niet meer worden nagegaan. 

 

2000 2005 2010 2017
13 6 20 20

Broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Tafeleend

Tafeleend

doortrekker en wintergast

461 waarnemingen, 5.971 vogels

Tegenwoordig is de Tafeleend (waarschijnlijk) geen broedvogel meer in het Groote Wielengebied. maar in de winter komen er nog wel Tafeleenden naar de Groote Wielen om te foerageren en te rusten.  De vogels duiken naar zowel dierlijk als plantaardig voedsel, zoals slakjes, zaden, kleine visjes en wortels van waterplanten. Tafeleenden zijn te vinden meren en vaarten, ondergelopen graslanden en moerassige plekken.

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De laatste tien/twintig jaar zit de klad er in bij de aantallen Tafeleenden bij de Groote Wielen. De tegenwoordige aantallen Tafeleenden zijn veel kleiner dan voor de eeuwwisseling en zijn nog maar een kwart van de vroegere aantallen.  Naarmate de winter nadert nemen de aantallen toe om vanaf het vroege voorjaar weer af te nemen. In eerste instantie worden de meeste Tafeleenden gezien op de meren en vaarten; later verschijnen ze ook op de ondergelopen zomerpoldergraslanden in de Ryptsjerksterpolder. De grootste aantallen Tafeleenden zijn geteld op 29 december 1991 (170 vogels) en in maart 1976 (NJN telling 160 vogels).

Broedvogel

 

De Tafeleend broedde voor de eeuwwisseling met zo’n 5-10 broedparen in de oeverzones van vooral het Sierdswiel en de Houtwielen. De laatste tien jaar is de Tafeleend als broedvogel niet meer vastgesteld. Mogelijk is deze lastig te inventariseren soort als broedvogel gemist. Wel is er in 2017 in de nabijgelegen Bouwepet een broedpaar gesignaleerd.

 

2000 2005 2010 2017
7 4 0 0

Broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Tapuit

Tapuit

doortrekker

135 waarnemingen, 253 vogels

 

Vrijwel jaarlijks worden Tapuiten gezien in het Groote Wielengebied tijdens de voor- en najaarstrek. Je kan ze haast niet missen wanneer ze opvliegen van een hek of een afrastering en hun helder witte stuit laten zien. De vogels houden van gevarieerde, kruidenrijke graslanden met hier en daar wat ruigere vegetatie met veel insecten.   

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen 

 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

De meeste waarnemingen van doortrekkende Tapuiten in het Groote Wielengebied komen uit de maanden maart, april en september. De vogels worden vooral in graslanden gezien, soms samen met Paapjes, vaak op hekken of draad of op de grond scharrelend naar voedsel. Hoewel de soort in Nederland als broedvogel heel wat veren heeft moeten laten, is daarvan in het Groote Wielengebied weinig te merken. Het aantal waarnemingen is door de jaren heen tamelijk constant. Meestal betreft het twee of drie vogels. Tweemaal zijn er grotere aantallen gezien: 22 september 1984 14 vogels en op 29 april 1995 12 vogels. 

foto Ruurd-Jelle van der Leij

Stormmeeuw

Stormmeeuw

doortrekker, wintergast

730 waarnemingen  129.193 vogels


Buiten de broedtijd wordt het Groote Wielengebied bezocht door Stormmeeuwen. De vogels zoeken vooral voedsel op de graslanden en maisstoppel in de omgeving.  Maar de grootste aantallen Stormmeeuwen zijn in en rond de wintermaanden ’s nachts aanwezig op de slaapplaatsen in de zomerpolders van de Ryptsjerksterpolder, waar samen met Kokmeeuwen en andere meeuwen duizenden vogels kunnen verblijven.    

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (jaarmaxima)

 

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De grootste aantallen Stormmeeuwen worden geteld van november tot maart, wanneer de zomerpolders in de Ryptsjerksterpolder onder water staan. In de uren voor zonsondergang verzamelen de duizenden meeuwen, grotendeels Kok- en Stormmeeuwen, zich op voorverzamelplaatsen op de graslanden rond het Groote Wielengebied. Daarna komen de groepen bijeen en verzamelen zich eerst nog op de meren van de Groote Wielen of ze vliegen in de schemering in grote groepen direct door naar de Ryptsjerksterpolder, waar ze neerstrijken op het water van de zomerpolder de Warren. De indruk bestaat dat de meeste Stormmeeuwen -in tegenstelling tot de Kokmeeuwen- minder uit Leeuwarden afkomstig zijn en  meer van de omliggende graslanden. De hier gepresenteerde aantallen zijn deels berekend op basis van schattingen over het aandeel van de Kokmeeuwen en Stormmeeuwen in de totale meeuwenpopulatie tijdens slaapplaatstellingen. Zeker bij invallende schemering zijn de soorten moeilijk te onderscheiden. Het grootste aantal Stormmeeuwen (ca. 10.000) is geteld op 27 januari 2002. Ook wanneer we dat aantal buiten beschouwing laten en in de wetenschap dat de slaapplaatsen niet elk jaar zijn geteld, dan kan gesteld worden, dat de aantallen Stormmeeuwen met schommelingen door de jaren heen tamelijk stabiel zijn. 

foto Ruurd-Jelle van der Leij

Staartmees

Staartmees

jaarvogel

57 waarnemingen, 481 vogels

 

Staartmezen zijn voornamelijk in en rond de winter in het Groote Wielengebied te vinden, vooral langs de randen van het gebied met bosschages. Het zijn stand- en zwerfvogels die ’s winters ook overschakelen van insecten naar kleine zaden. Ze broeden in parkachtige gebieden met dichte aanwezige struikgewassen. In de winter worden ze vooral in groepen gezien op zoek naar voedsel.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Net als veel andere mezensoorten trekken Staartmezen buiten de broedtijd in groepjes op zoek naar voedsel. Staartmezen zijn standvogels die meestal rondzwerven in een gebied dat maar enkele kilometers verwijderd is van het broedgebied. In het Groote Wielengebied zijn ze af en toe te zien in de boomrijke delen en bij bebouwing langs de randen van het gebied. Het voorkomen door de jaren heen is nogal grillig. In sommige jaren worden veel meer vogels gezien en veel vaker dan in andere jaren. Het grootste aantal van 30 Staartmezen is gezien op 10 oktober 1992 nabij Gytsjerk.    

Broedvogel

 

Staartmezen broeden spaarzaam in dicht struikgewas langs de boomrijke randen van het Groote Wielengebied, bij de bebouwing of in een van beide eendenkooien. Het gaat meestal slechts om enkele broedparen. Mogelijk worden de vogels echter niet altijd opgemerkt bij de broedvogelinventarisaties. 

 

2000 2005 2010
1 0 2

broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra