Scholekster

Scholekster

zomervogel

1111 waarnemingen, 88.538 vogels

Het grote aantal waarnemingen laat zien dat de Scholekster een algemene verschijning is rond de Groote Wielen. De vogels arriveren vaak al in februari vanuit het Waddengebied, waar ze overwinteren. In de aanloop en ook nog tijdens de broedtijd fungeren de zomerpolders in de Ryptsjerksterpolder als pleister- en slaapplaatsen voor de latere broedvogels in en buiten het Groote Wielengebied. De aantallen Scholeksters bij de Groote Wielen zijn vanaf de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw gestaag toegenomen. Het hoogtepunt lag in de jaren tachtig en negentig. Daarna is de soort als doortrekker en al eerder als broedvogel sterk afgenomen. 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

In de onderzoeksperiode zijn de aantallen getelde Scholeksters in het Groote Wielengebied tot in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw sterk toegenomen. Na de eeuwwisseling zette een afname in die de laatste jaren stabiliseert. De Scholekster pleisteren en slapen in de zomerpolders van de Ryptsjerksterpolder, meestal in enkele groepen dicht opeen. Deze ‘sozen’ bestaan uit vogels die in een ruime omgeving kunnen gaan broeden. Het grootste aantal van 1700 Scholeksters is geteld op 14 maart 1998. Tegenwoordig komen de aantallen krap boven de 100. Van januari tot in augustus worden Scholeksters gezien met maart als topmaand. In september tot en met december wordt de Scholekster zelden waargenomen; meestal gaat het dan om één of twee vogels.

Broedvogel

 

De Scholekster broedt aan beide zijden van de Wielen. In de jaren tachtig en negentig behoorde de Scholekster met in 1991 alleen al in de Binnemiede/ Weeshuispolder 166 broedparen tot de talrijkste broedvogels van het Groote Wielengebied. Dat is nu geheel anders; in diezelfde polders blijft de laatste jaren het aantal broedparen beneden de 10. Een dergelijke trend heeft zich in heel Nederland voorgedaan. Als belangrijke boosdoeners worden aangemerkt de steeds verder gaande intensivering van het agrarische gebied en de verslechterde voedselsituatie in de Waddenzee, waar de meeste Scholeksters overwinteren. Weidevogelreservaten kunnen als eilandjes te midden van het intensieve boerenland deze trend niet keren. Het Groote Wielengebied is viermaal in zijn geheel geïnventariseerd. Duidelijker kan de teloorgang als broedvogel niet worden geïllustreerd. 

 

2000 2005 2010 2017
70 47 30 9

Broedterritoria in 2010

weidevogels Binnemiede en Weeshuispolder – langlopende reeks broedparen Scholekster (BMP) 

 

foto Astrid Kant

Roodborst

Roodborst

jaarvogel

389 waarnemingen, 762 vogels

 

Roodborsten zijn het gehele jaar in het Groote Wielengebied te vinden, vrijwel altijd als eenlingen. Vooral langs de randen van het gebied met geboomte en struweel zijn de vogels te vinden. In de open graslanden wagen ze zich doorgaans niet. De fijne bouw van hun snaveltjes wijst er al op dat het insecteneters zijn, maar ook zaden en bessen worden gegeten. 

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen

 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

Kijkend naar het verloop van het aantal waarnemingen valt op dat het aantal Roodborsten in het Groote Wielengebied door de jaren heen schommelt zonder dat er sprake is van af- of toename. De meeste waarnemingen van Roodborsten worden gedaan op boomrijke plekken in de maanden oktober tot in met december , wanneer noordelijke vogels zich voegen bij ‘onze’ standvogels. De vogels laten zich horen door te ’tikken’, maar op een mooie dag zingen de Roodborsten af en toe ook. In de winter trekt een deel verder naar het zuiden en is het aantal waarnemingen kleiner. In de broedtijd laten de vogels zich goed horen, maar het aantal territoriale Roodborsten is dan niet zo groot. De grootste aantallen Roodborsten zijn geteld tijdens PTT-tellingen, waarbij vogels geteld worden op twintig plekken langs een route door het Groote Wielengebied: 20 vogels op 29 oktober 1994 en 10 vogels op 29 december 1992. De wat grotere aantallen waarnemingen vanaf 2017 zijn grotendeels te danken aan de trektellingen in voor- en najaar, waarbij altijd wel enkele Roodborsten bij de trekpost worden geteld.

Broedvogel

 

Roodborsten broeden over het algemeen op de grond tussen struweel en geboomte. Ze bevinden zich vaak in de ondergroei, maar hun zang voeren ze uit hoog in de bomen, waar ze hun territoria uitzetten. De Roodborsten in het Groote Wielengebied broeden dan ook vooral op plekken met wat oudere bomen, zoals in de eendenkooien, erfbeplantingen en bosschages langs de Westerdijk. Het aantal broedparen is tamelijk klein ligt zo rond de 5-7. 

 

2000 2005 2010
7 7  5

Broedterritoria in 2010

foto Ruurd Jelle van der Leij

Roerdomp

Roerdomp

jaarvogel 

155 waarnemingen, 177 vogels

 

Voor de meeste mensen is het zien van een Roerdomp een zeldzame gebeurtenis. Zeker in de broedtijd krijg je de vogels in de rietlanden vrijwel nooit te zien. Als je geluk hebt vliegt er een Roerdomp boven de rietpluimen. In de winter bij aanhoudende vorst is de kans wat groter, wanneer de vogels op zoek moeten naar voedsel. Toch zijn er vrij veel waarnemingen, wat vooral te danken is aan het ‘hoempen’ van de mannen, dat duidelijk in de omtrek te horen is. Sinds jaar en dag verblijven er Roerdompen rond de Groote Wielen. Ze leven van kikkers, vis en allerhande waterdieren. Het zijn standvogels, maar bij aanhoudende vorst kan een deel van de vogels zuidwaarts trekken. 

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen

 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

De meeste waarnemingen komen uit de broedtijd, wanneer de mannen roepen, maar ook in wat strengere winters zijn er Roerdompen gezien. Vrijwel alle waarnemingen zijn gedaan in rietlanden en oeverzones langs de Rijd en de Wielen. De grootste aantallen waarnemingen  op één dag zijn: 5 vogels op 3 mei 2014 en 3 vogels op 20 februari 1976. 

Broedvogel

In de meeste jaren broeden er Roerdompen in het Groote Wielengebied. De inschatting is dat de aantallen schommelden tussen 1 en 3 broedparen. Vóór de jaren negentig werd er alleen gebroed in de moeras- en rietlanden van de Koekoekspetten en in het vloeiveld van de (voormalige) melkfabriek langs de Rijd. Rond de eeuwwisseling werd het gehoemp nauwelijks meer gehoord en was broeden zeer twijfelachtig. Met de uitbreiding van het moerasareaal rond de Groote Wielen met overjarig rietland en plekken, waar riet met de voeten in het water staat en natte, open plekken, werd het broeden weer vastgesteld. Roerdomp-territoria zijn onder meer vastgesteld in het moeras langs de Rijd, Wielsicht en in de Kondyken (Binnemiede). Moerassen in de Ryptsjerksterpolder als de Gelte Herne en de Kondyken zijn voor Roerdompen minder aantrekkelijk: te droog, te veel boomslag, te ruig, te weinig waterriet.

2000 2005 2010
0 2  2

Broedterritoria in 2010

foto Ruurd Jelle van der Leij

Roek

Roek

jaargast

231 waarnemingen, 5295 vogels


Grotere groepen kraaiachtigen bestaan vrijwel altijd uit Roeken en Kauwen. Zo zien we de Roeken dan ook meestal in het Groote Wielengebied, samen met hun kleinere familieleden. De vogels hebben een gevarieerd menu van vooral zaden , allerhande planten(resten) en ongewervelde bodemdieren. Roeken zijn stand- en zwerfvogels. Ze broeden niet in het Groote Wielengebied, maar enkele broedkolonies bevinden zich in de omgeving. Jonge Roeken kunnen bij oppervlakkige beschouwing aangezien worden voor Zwartte kraaien, maar volwassen Roeken zijn zeer goed herkenbaar aan de grijswitte, kale snavelbasis en keelzak.
 

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Tot de jaren negentig van de vorige eeuw, toen er nog geen broedkolonies in de nabije omgeving aanwezig waren, was het aantal Roeken dat het Groote Wielengebied bezocht beperkt. Groepjes waren zelden groter dan 20 vogels. Pas vanaf de jaren negentig toen zich meer in de nabijheid broedkolonies vestigden (Oentsjerk, Gytsjerk), die ook nog eens met enige regelmaat verstoord werden, steeg het aantal Roeken buiten de broedtijd in het Groote Wielengebied sterk. Met name in december zijn de grootste aantallen geteld. Op 29 december 1993 werden maar liefst 350 Roeken geteld. Honderden of mogelijk duizenden Roeken en Kauwen slapen ten zuiden van de Groote Wielen in het Park Vijversburg of in de eendenkooien bij Lytse Geast (waar is nog niet geheel duidelijk). Elke ochtend en elke avond buiten de broedtijd trekken de vogels uit een ruime omgeving voor een deel over de Groote Wielen van en naar de slaapplaatsen.

foto Rein Hofman

Ringmus

Ringmus

jaarvogel

197 waarnemingen, 1306 vogels

 

Ringmussen komen onregelmatig voor aan de randen van het Groote Wielengebied, zowel in als buiten de broedtijd. De vogels broeden in boomholtes, nestkasten of onder dakpannen. Buiten de broedtijd worden de vogels gezien in groepjes in de buurt van behuizing en geboomte. De vogels eten allerhande plantaardig spul, maar vooral in de broedtijd ook insecten. Tegenwoordig is de aanwezigheid van groepen Ringmussen rond de Groote Wielen een zeldzaamheid.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Het gehele jaar door kunnen Ringmussen worden waargenomen, maar de grootste aantallen zijn geteld in de maanden na de broedtijd.  De gemiddelde jaarmaxima van de Huismus in het Groote Wielengebied laten zien hoe groot de afname is geweest in de afgelopen 45 jaar. De cijfers worden vrijwel geheel bepaald door de waarnemingen van groepen buiten de broedtijd. In koudere winters kunnen noordelijke en oostelijke Ringmussen naar West-Europa trekken. Het grootste aantal getelde Ringmussen is 80, op 9 december 1973. Na de eeuwwisseling zijn altijd minder dan 10 vogels geteld. Mogelijk is de afname is groter dan in de meer bewoonde of halfopen gebieden in Fryslân, want het Groote Wielengebied is geen optimaal leefgebied voor de Ringmus.

Broedvogel

 

De Ringmus is broedvogel bij de bebouwing en op boomrijke plekken langs de oostelijke en noordelijke rand van het Groote Wielengebied. De vogels broeden in allerlei holtes in wat ouder geboomte of in nestkasten. Hoewel de soort buiten de broedtijd sterk is afgenomen, is het aantal broedparen in de jaren, dat de Ringmus in het gehele gebied is geïnventariseerd, toegenomen. Een mogelijke verklaring daarvoor is lastig te geven, maar de toename komt wel overeen met de groei van de broedpopulatie in sommige delen van Fryslân.

 

2000 2005 2010
1 5 8

foto Ruurd Jelle van der Leij

Rietzanger

Rietzanger

zomervogel

477 waarnemingen, 4451 vogels

Sinds jaar en dag is de Rietzanger de talrijkste broedvogel rond de Groote Wielen. Het Groote Wielengebied biedt met haar door riet en moeras omgeven meren, vaarten en plassen een optimaal leefgebied voor deze vogels. ’s Winters verblijven ze in Afrika ten zuiden van de Sahel. Als bij toverslag zijn ze op een dag in april zingend aanwezig in de broedterritoria. De vogels zijn niet te missen door hun gevarieerde, wat krassende zang en korte baltsvluchten boven het riet. Nesten worden gemaakt in het riet, hangend tussen enkele rietstengels. Na de broedtijd trekken de vogels in augustus en september weer terug naar het Zuiden.

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Het voorkomen van Rietzangers in het Groote Wielengebied is in weerwil van ogenschijnlijke schommelingen tamelijk stabiel. Rietzangers worden eigenlijk alleen in de broedtijd veel waargenomen. Door hun niet te missen zang, baltsvluchten en alarmerende oudervogels is hun aanwezigheid goed vast te stellen. De gemiddelde jaarmaxima vertonen dan ook duidelijke pieken rond de jaren waarin integrale broedvogelinventarisaties hebben plaatsgevonden (1979/80, 2000, 2015, 2010, 2017). In de tussenliggende jaren zijn de vogels er wel, maar worden ze minder gezien. De eerste vogels arriveren in april, de laatste vogels worden gezien of gehoord in augustus. In september zullen er vast wel doortrekkende Rietzangers rond de Groote Wielen verblijven, maar ze worden niet opgemerkt. Het grootste aantal Rietzangers (130) is geteld tijdens een broedvogelkartering op 25 mei 1979. Er zijn vier september-waarnemingen.

Broedvogel

 

Met een broedpopulatie van rond 200 paren is de Rietzanger de talrijkste broedvogel in het Groote Wielengebied. De soort broedt overal waar riet en rietmoeras te vinden zijn. Vooral de 12 km aan oeverzones langs de grillige vormen van de Wielen vormen een optimaal biotoop. De Rietzanger komt overal voor langs de Wielen en vaarten als de Rijd, Ryptsjerksterfeart en Wielhals, maar ook in midden in de moerassen van de Gelte Herne, Kondyken en Koekoekspetten, ook al zijn de dichtheden daar kleiner. De Rietzangers broeden zowel in oeverzones met als zonder als met boompjes. Het gebied is vier keer in zijn geheel op broedvogels onderzocht. Het ziet er naar uit dat de Rietzanger-populatie de laatste 20 jaar wat is afgenomen.

 

2000 2005 2010 2017
226 201 197 182

Broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Bonte strandloper

Bonte strandloper

doortrekker

169 waarnemingen, 3912 vogels

Bonte strandlopers trekken door van en naar de broedgebieden in het hoge Noorden. De meeste Bontjes trekken door via het Waddengebied, waar ze foerageren op de kwelders en drooggevallen platen in de Waddenzee. Maar een klein deel pleistert in het binnenland. Zo ook in het Groote Wielengebied, waar ze vooral in maart worden gezien, voedsel zoekend op de slikkige, droogvallende zomerpoldergraslanden in de Ryptsjerksterpolder. 

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Veruit de meeste waarnemingen en de grootste aantallen Bonte strandlopers worden in februari en maart vastgesteld. Toen in de winters van 1978 en 1979 behalve de zomerpolders in de Ryptsjerksterpolder ook de nabijgelegen Bullepolder bij hoge boezemwaterstanden onder water liep werden de grootste aantallen Bontjes gezien. Zo werden op 11 maart 1978 en 13 maart 1979 400 Bonte strandlopers geteld. Daarna heeft het waterschap de dijken verhoogd, waardoor overstroming van de Bullepolder niet meer voorkwam. Vanaf begin jaren 80 bleef het aantal getelde Bontjes meestal kleiner dan 50 vogels. Net als bij de Bontbekplevier hangt hangen de aantallen Bonte strandlopers er mede vanaf of de doortrek samenvalt met de aanwezigheid van voldoende oppervlakte aan droogvallende zomerpolders. De Bonte strandlopers foerageren regelmatig tezamen met Bontbekplevieren en Kemphanen op de slikkige vlaktes. Ook in april en mei worden af en toe nog Bonte strandlopers aangetroffen, maar de aantallen zijn dan veel kleiner. Tijdens de najaarstrek worden slechts sporadisch enkele vogels gezien.

foto Chris Hishoke

Rietgors

Rietgors

 

zomervogel

713 waarnemingen, 3729 vogels

De Rietgors  is als liefhebber van rietland en moeras-ruigten bij de Groote Wielen van oudsher een talrijke broedvogel. De vogels zijn een groot gedeelte van het jaar in het Groote Wielengebied aanwezig, maar ’s winters is de ontmoeting met een Rietgors een zeldzame aangelegenheid. De vogels nestelen op de grond te midden van de ruigte. Rietgorzen eten in de broedtijd allerhande insecten en spinnen. Buiten de broedtijd worden vooral zaden gegeten. Het mannetje is een markante verschijning hoog in een rietstengel, maar zijn lied valt wat tegen.

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Door de jaren heen is het voorkomen van de Rietgors in het Groote Wielengebied, hoewel schommelend, behoorlijk stabiel. De meeste vogels worden geteld tijdens de broedvogelinventarisaties wanneer vooral zingende en alarmerende vogels de aandacht vragen. Maar ook tijdens de trek kunnen wat grotere aantallen gezien worden, vooral voedsel zoekende groepjes mooi in het zicht op de graslanden. De grootste aantallen Rietgorzen zijn geteld op 14 april 1990 (35 vogels) en op 25 maart 2000 (34 vogels). Na de broedtijd wordt het aantal vogels rond de Groote Wielen langzamerhand kleiner. Er zijn slechts twee winterwaarnemingen van één vogel van lang geleden (december 1974 en januari 1976), beide uit de archieven van de NJN.  

Broedvogel

 

De Rietgors is één van de meest talrijke broedvogels in het Groote Wielengebied en broedt overal waar riet en moerasruigten te vinden zijn. De soort komt overal voor in de oeverzones langs de Wielen en vaarten als de Rijd, Ryptsjerksterfeart en Wielhals, maar ook in de moerassen van de Gelte Herne, Kondyken en Koekoekspetten. Het gebied is vier keer in zijn geheel op broedvogels onderzocht. De broedpopulatie is ongeveer 100 broedparen groot.

 

2000 2005 2010 2017
86 111 98 95

Broedterritoria in 2010

foto Ed van Zoonen

Putter

Putter

jaarvogel

217 waarnemingen, 1926 vogels

 

Met de uitbreiding van het areaal van de Putter in de tweede helft van de vorige eeuw, zijn Putters nu ook, zoals het stand- en zwerfvogels betaamt, het gehele jaar door rond het Groote Wielengebied aan te treffen. Ze komen vooral voor houtwallen, laan- en erfbeplantingen. De vogels eten allerhande zaden, die ze overal vandaan halen. Ze doen zich graag te goed aan distelzaden, waarvoor ze regelmatig in groepjes het veld afstropen

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Een blik op de gemiddelde jaarmaxima vanaf eind jaren zeventig van de vorige eeuw laat een lang golvend verloop zien. Eind jaren zeventig was de Putter vrij schaars  en nog nauwelijks broedvogel. Begin jaren tachtig werden er vrijwel geen putters meer gezien. Daarna zette een gestage toename in, sterk gestimuleerd door het ontstaan van grote akkerdistel-velden in de Ryptsjerksterpolder na herinrichting en daarop volgende natuurontwikkeling.  Na de broedtijd tot in de winter werden regelmatig groepen Putters gezien die de velden afstroopten voor distelzaden. Rond de eeuwwisseling daalden met de sterke vermindering van het areaal akkerdistels ook aantallen Putters. De laatste tien jaar neemt het aantal Putters weer gestaag toe. De reden daarvan is niet zo duidelijk. De meeste Putters worden waargenomen na de broedtijd tot in januari. De vogels komen dan voor in groepen op zoek naar voedsel. In de broedtijd vallen de groepen uiteen en is het aantal waargenomen Putters het kleinst. Alleen bij broedvogelinventarisaties worden wat meer vogels gezien.
Het grootste aantal Putters  (95) is geteld op 10 oktober 1993, gevolgd door 24 november 2016 toen 65 Putters werden gezien.

Broedvogel

 

De Putter broedt in het geboomte bij woonerven, in beide eendenkooien en in 2010 ook in moerasbos in de Gelte Herne. Mogelijk was het geboomte in de Gelte Herne toen ontwikkeld genoeg om voor Putters aantrekkelijk te zijn. Over het huidige aantal broedparen Putters in het Groote Wielengebied is onvoldoende informatie

 

2000 2005 2010
2 2 6

broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Pimpelmees

Pimpelmees

jaarvogel

459 waarnemingen, 2235 vogels

 

Pimpelmezen zijn het gehele jaar in het Groote Wielengebied te vinden, vooral langs de randen van het gebied met wat bebouwing en bosschages en in beide eendenkooien. Het zijn insecteneters die met name in de winter ook zaden en door mensen aangeboden versnaperingen tot zich nemen. Ze broeden overal waar wat ouder geboomte met holtes te vinden is of in nestkasten. Buiten de broedtijd worden enkelingen ook wel aangetroffen in boomloze rietlanden op zoek naar voedsel.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Pimpelmezen trekken buiten de broedtijd vaak in groepjes op met Koolmezen. Ook de aanwezigheid door de jaren heen in het Groote Wielengebied lijkt sterk op dat van de Koolmees; alleen zijn de waargenomen aantallen Pimpelmezen meestal kleiner. Het overgrote deel van de waarnemingen komt uit bosschages , maar soms zijn Pimpelmezen in rietvelden gezien rond de Wielen, op zoek naar voedsel. De meeste Pimpelmezen worden geteld na de broedtijd vanaf augustus, wanneer groepjes Pimpelmezen met hun telgen rondzwerven. Door sterfte zullen de aantallen van de eigen standvogels verminderen, maar er kan aanvulling plaatsvinden wanneer noordelijke vogels bij voedselschaarste zuidwaarts trekken. Opvallend is de sterke afname van de aantallen getelde Pimpelmezen na de eeuwwisseling. Waar voor de tijd nog met enige regelmaat tientallen vogels werden geteld, kwamen daarna de aantallen meestal niet meer boven de 10. Op 8 oktober 1979 werd het grootste aantal Pimpelmezen (45) geteld. 

Broedvogel

 

Pimpelmezen broeden in het geboomte bij woonerven en in beide eendenkooien. In de jaren waarin het Groote Wielengebied in zijn geheel op broedvogels is geïnventariseerd, is de Pimpelmees min of meer stabiel gebleven. Dit lijkt op het eerste gezicht niet te rijmen met de sterke afname buiten de broedtijd. Mogelijk wordt de woonomgeving buiten de broedtijd voor Pimpelmezen aantrekkelijker door het groter wordende voedselaanbod.

 

2000 2005 2010
11 5 10

broedterritoria in 2010

foto Ed van Zoonen