Matkop

Matkop

jaarvogel

50 waarnemingen, 87 vogels

 

Matkoppen kunnen in principe het gehele jaar worden gezien of gehoord rond de Groote Wielen. Beide eendenkooien en plukken moerasbos zijn de meest waarschijnlijke plekken, maar de soort is rond de Groote Wielen tamelijk zeldzaam geworden. Het kleine meesje met het kenmerkende pèèè roepje heeft waarschijnlijk de laatste tien jaar niet meer gebroed in het Groote Wielengebied.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen 

 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

De meeste waarnemingen van Matkoppen komen uit het najaar tot in de winter, wanneer zwervende vogels  opgemerkt worden. De Matkop is niet elk jaar waargenomen, wat overigens niet betekent dat de soort er dan ook niet geweest is. Opvallend is wel dat de laatste tien jaar er nog maar nauwelijks Matkoppen in het Groote Wielengebied worden waargenomen.   

Broedvogel

 

In 2000 en 2005 zijn bij integrale broedvogelinventarisaties enkele broedterritoria vastgesteld (eendenkooien, bosjes). In 2010 was de soort niet meer aanwezig.

 

 

2000 2005 2010
3 3 0
foto Ruurd Jelle van der Leij

Lepelaar

Lepelaar

zomergast, doortrekker

136 waarnemingen, 499 vogels

 

Sinds enkele tietallen jaren bezoeken Lepelaars het Groote Wielengebied, vooral tijdens de voor- en najaarstrek. De vogels worden aangetroffen bij de (opdrogende) zomerpolders en andere plas-drasse plekken en poeltjes in de Ryptsjerksterpolder. De Lepelaars rusten en foerageren er. 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Pas vanaf het einde van de vorige eeuw zijn Lepelaars met enige regelmaat in het Groote Wielengebied te zien. Dit viel samen met de vorming en uitbreiding van broedkolonies op de Waddeneilanden, mede gestimuleerd door vossenpredatie van een aantal kolonies elders in Nederland. De Lepelaars zijn vooral aanwezig gedurende de voorjaartrek in maart en in de nazomer na de broedtijd. De zomerwaarnemingen betreffen waarschijnlijk jonge vogels die nog niet aan het broedproces deelnemen of volwassen vogels die geen succes hebben gehad met broeden. De vogels foerageren in de zomerpolders, in poelen en op plas-drasse plekken.  

foto Jappie Seinstra

Kuifeend

Kuifeend

jaarvogel

1255 waarnemingen, 22.950 vogels

 

De Kuifeend is al heel lang een vertrouwde verschijning rond de Groote Wielen. De vogels broeden er in de oeverzones van graslanden en moerassen. Ook als trekvogel en wintergast is de soort present en vaak te vinden op de meertjes en ondergelopen graslanden, waar ze duiken naar dierlijk en plantaardig voedsel. 

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Rond de winter worden vaak de grootste aantallen Kuifeenden geteld in het Groote Wielengebied. De aantallen laten vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw een gestadige toename zien, maar sinds 2006 zit de klad er in en dalen de aantallen Kuifeenden vrij sterk. In het decennium rond de eeuwwisseling waren aantallen van 100-200 vogels geen uitzondering. De in Nederland verblijvende aantallen Kuifeenden zijn de laatste 45 jaar tamelijk stabiel tot licht afnemend. Naar de oorzaken achter de daling rond de Groote Wielen kunnen we slechts gissen, verandering in de voedselsituatie, verlegging van de winterkwartieren? Het grootste aantal Kuifeenden is van 28 november 2006, toen 208 vogels werden geteld.

Broedvogel

 

De Kuifeend heeft als broedvogel de afgelopen 45 jaar een tamelijk stabiel populatie gekend. De soort broedt zowel in de Ryptsjerksterpolder als in de Binnemiede / Weeshuispolder. Mogelijk wordt het aantal broedparen enigszins onderschat, omdat de soort tamelijk laat in de loop van mei met broeden begint. De vogels broeden vaak in (uitgetrapte) slootkanten, waar de maaimachine niet komt.

2000 2005 2010 2017
19 26 20 17

Broedterritoria 2010

weidevogels Binnemiede en Weeshuispolder – langlopende reeks broedparen Kuifeend (BMP)

 

foto Ruurd Jelle van der Leij

Kramsvogel

Kramsvogel

doortrekker en wintergast

242 waarnemingen  12.727 vogels

Kramsvogels komen jaarlijks naar het Groote Wielengebied als doortrekker of als wintergast. Vooral doortrekkende vogels af en toe in groepen op de graslanden te vinden, soms samen met Koperwieken. De vogels eten van alles, zowel dierlijk als plantaardig voedsel. Bes-dragende struiken zijn een geliefde plek om te foerageren. Kramsvogels eten ook graag rottend fruit maar dat is in het Groote Wielengebied niet aanwezig.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De aantallen Kramsvogels zijn het grootst gedurende de najaarstrek en het begin van de winter. Net als bij de Koperwiek, met wie de Kramsvogel regelmatig samen te zien is, zijn de aantallen de afgelopen vijfenveertig jaar met de nodige schommelingen sterk gedaald. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw konden in het najaar soms vele honderden foeragerende vogels op de graslanden gezien worden. Het grootste aantal getelde Kramsvogels (1500) werd geteld op 1 december 1977, samen met 500 Koperwieken. De laatste vijftien jaar komen de aantallen meestal niet boven de honderd. Recent echter werden op 26-10-2018 tijdens trektellingen in de vroege ochtend 745 vogels aan de grond gezien, die na een uurtje weer verder trokken.

foto Ruurd Jelle van der Leij

Krakeend

Krakeend

jaarvogel

1092 waarnemingen, 23.542 vogels

 

Er zijn soorten die in de loop van de tijd zeer sterk toenemen, omdat ze een nieuw leefgebied ‘ontdekken’. De Krakeend is zo’n beest. In één mensengeneratie hebben ze  vanuit moerasgebied ook de graslanden veroverd. Voordeel is dat ze broeden in ruige slootkanten en oevervegetaties, waar maaimachines minder vaak komen. Begin jaren zeventig was de Krakeend in het Groote Wielengebied een tamelijk zeldzame verschijning. Dat is nu geheel anders.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Een blik op de gemiddelde jaarmaxima laat zien hoe sterk de Krakeend in het Groote Wielengebied is toegenomen. Dat betreft zowel broedvogels als trekvogels. De vogels hebben het er zeer naar hun zin met de meer dan twaalf km oeverzones, veelal ruige slootkanten en kruidenrijke graslanden. De vogels worden het gehele jaar aangetroffen met duidelijke piekaantallen gedurende de voorjaarstrek (februari, maart) en najaarstrek (september, oktober). Het grootste aantal Krakeenden (287) is geteld op 18 februari 2017. In februari en maart zijn de vogels meestal te vinden op de dan onder water staande zomerpolders en poelen in de Rypstjerksterpolder; in september en oktober op het open water langs de oeverzones van vooral het Sierswiel en de Houtwielen.

Broedvogel

 

In de onderzoeksperiode is de Krakeend als broedvogel sterk toegenomen. Rond 1980 werd het aantal broedparen geschat op tien. De soort broedde zowel in de Ryptsjerksterpolder als in de Binnemiede / Weeshuispolder. Latere integrale inventarisaties gaven steeds grotere aantallen te zien. De huidige broedpopulatie kan geschat worden op rond de 40 broedparen.

 

2000 2005 2010 2017
22 28 32 37

Broedterritoria 2010

 

weidevogels Binnemiede en Weeshuispolder – langlopende reeks broedparen Krakeend (BMP)

 

foto Jappie Seinstra

Koperwiek

Koperwiek

doortrekker en wintergast

149 waarnemingen  4547 vogels

De Koperwiek wordt in het Groote Wielengebied waargenomen als doortrekker en als wintergast. De vogels worden minder gemakkelijk opgemerkt dan de Kramsvogel, die zijn aanwezigheid veel duidelijker kenbaar maakt. Regelmatig zijn beide lijsters samen aan te treffen, maar Koperwieken zitten vaak wat meer verscholen in de bomen, terwijl de Kramsvogels wat vaker in het open grasland te vinden zijn.  

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Tijdens de najaarstrek zijn de aantallen Koperwieken in het Groote Wielengebied veruit het grootst. De afgelopen vijfenveertig jaar zijn met de nodige schommelingen de getelde aantallen tijdens de najaarstrek sterk gedaald. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw konden in het najaar soms honderden foeragerende vogels op de graslanden gezien worden, vaak samen met Kramsvogels. Het grootste aantal getelde Koperwieken (500) werd geteld op 1 december 1977. De laatste twintig jaar komen de aantallen meestal niet boven de 20, veelal in geboomte.  

foto Ruurd Jelle van der Leij

Koolmees

Koolmees

jaarvogel

603 waarnemingen, 4512 vogels

 

Koolmezen zijn het gehele jaar in het Groote Wielengebied te vinden, vooral langs de randen van het gebied met wat bebouwing en bosschages en in beide eendenkooien. Het zijn insecteneters die met name in de winter ook zaden en door mensen aangeboden vette hap tot zich nemen. Ze broeden overal waar wat ouder geboomte met holtes te vinden is. Buiten de broedtijd worden enkelingen ook wel aangetroffen in boomloze rietlanden op zoek naar voedsel.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Goed waar te nemen standvogels die buiten de broedtijd meestal in groepjes optrekken, later in de broedtijd steeds kleinere aantallen zien in de tellingen dan daarbuiten. Dat is ook bij de Koolmees in het Groote Wielengebied het geval. Al in augustus worden veel grotere aantallen geteld, wanneer groepjes Koolmezen met hun nieuwe aanwas rondzwerven. Door sterfte zullen de aantallen van de eigen standvogels verminderen, maar er kan aanvulling plaatsvinden wanneer noordelijke vogels bij voedselschaarste zuidwaarts trekken. Erg opvallend is de sterke afname van de aantallen getelde Koolmezen na de eeuwwisseling. Waar voor de tijd nog met enige regelmaat tientallen vogels werden geteld, kwamen daarna de aantallen vaak niet meer boven de 10.

Broedvogel

 

De Koolmees broedt in het geboomte bij woonerven en in beide eendenkooien. Blijkens de broedvogelaantallen in de jaren waarin het Groote Wielengebied in zijn geheel op broedvogels is geïnventariseerd, is de Koolmees als broedvogel toegenomen. Dat kan te maken hebben met het ouder wordende bomenbestand in beide eendenkooien, waar de toename heeft plaatsgevonden. Aan de andere kant lijkt het deze toename op het eerste gezicht niet te rijmen met de sterke afname buiten de broedtijd. Mogelijk staat dat in verband met een steeds groter worden aantrekkingskracht van de woonomgeving buiten de broedtijd voor Koolmezen vanwege het groter wordende voedselaanbod daar.

 

2000 2005 2010
7 13 15

broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Kolgans

Kolgans

wintergast

985 waarnemingen 3.183.832 vogels


Kolganzen zijn wintergasten in het Groote Wielengebied. Ze verschijnen al vroeg in het najaar in Fryslân en blijven tot in het voorjaar. In de Ryptsjerksterpolder bevinden zich slaapplaatsen, waar de ganzen ’s nachts verblijven, tezamen met andere ganzen. Vooral de ’s winters onder water staande  zomerpolders zijn daarvoor in trek, maar daarbuiten wordt ook in diverse poelen de nacht doorgebracht.  

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Vele duizenden Kolganzen verblijven ’s winters in het Groote Wielengebied. De eerste wat grotere groepen arriveren in de loop van oktober uit de noordelijke broedgebieden. De vogels vliegen elke avond bij invallende schemering naar de Ryptsjerksterpolder, waar ze met andere ganzen slapen in de onder water staande zomerpolders en bij poelen. ’s Ochtends vroeg vertrekken de ganzen rond en na zonsopgang naar de omliggende agrarische graslanden om te foerageren. In maart vertrekken de vogels weer, naar de broedgebieden in Noord-Rusland en Siberië.
In de jaren zestig van de vorige eeuw kwamen er nog maar enkele duizenden Kolganzen naar het Groote Wielengebied. Daarna is de populatie overwinterende Kolganzen in de loop van de tijd gegroeid naar 30.000 tot 40.000 vogels in de jaren tachtig. Met de inrichting van meer natte natuurgebieden in Fryslân in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur konden de ganzen op meer plekken terecht en daalden de aantallen in het Groote Wielengebied naar 15.000  tot  20.000. Hoewel hier en daar in Fryslân Kolganzen (nazaten van ontsnapte of aangeschoten vogels) zijn gaan broeden, is dat in het Groote Wielengebied niet of nauwelijks gebeurd. Het aantal zomerwaarnemingen is gering en niet terug te vinden in de statistieken.

foto Ruurd Jelle van der Leij

Kokmeeuw

Kokmeeuw

jaarvogel, voormalige broedvogel

1066 waarnemingen  355.729 vogels


H
et gehele jaar door zijn er Kokmeeuwen aanwezig in het Groote Wielengebied. De vogels zoeken voedsel op de graslanden en in oeverzones. Vooral pas gemaaide graslanden oefenen grote aantrekking uit op de vogels, waar tientallen of honderden vogels zich te goed doen aan slakjes, insecten en ander dierlijk spul in het maaisel. Ook recent plas-dras geworden graslanden trekken veel vogels aan. Maar de grootste aantallen Kokmeeuwen zijn in en rond de wintermaanden ’s nachts aanwezig op de slaapplaatsen in de zomerpolders van de Ryptsjerksterpolder, waar duizenden vogels kunnen verblijven.    

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (jaarmaxima)

 

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Veruit de grootste aantallen Kokmeeuwen worden geteld van november tot begin april, wanneer de zomerpolders in de Ryptsjerksterpolder onder water staan. In de uren voor zonsondergang verzamelen de duizenden meeuwen, grotendeels Kok- en Stormmeeuwen, zich op voorverzamelplaatsen op de graslanden rond het Groote Wielengebied. Daarna komen de groepen bijeen en verzamelen zich eerst nog op de meren van de Groote Wielen of ze vliegen in de schemering in grote groepen direct door naar de Ryptsjerksterpolder, waar ze neerstrijken op het water van de zomerpolder de Warren.  Veruit de meeste Kokmeeuwen komen uit de richting van Leeuwarden, waar ze overdag verblijven. De hier gepresenteerde aantallen zijn deels berekend op basis van schattingen over het aandeel van de Kokmeeuwen en Stormmeeuwen in de totale meeuwenpopulatie tijdens slaapplaatstellingen. Zeker bij invallende schemering zijn de soorten moeilijk te onderscheiden. Een uitzonderlijk groot aantal (12.780) Kokmeeuwen is geteld op 31 maart 1991. Ook wanneer we dat aantal buiten beschouwing laten en in de wetenschap dat de slaapplaatsen niet elk jaar zijn geteld, dan kan voorzichtig gesteld worden, dat de aantallen Kokmeeuwen door de jaren heen enigszins zijn afgenomen. 

foto Jappie Seinstra

Koekoek

Koekoek

zomervogel

162 waarnemingen, 248 vogels

 

Er zijn van die vogelsoorten, die je elk jaar maar drie, vier maanden ziet of hoort, en dan is het weer vrij snel gebeurd. De Koekoek is zo’n soort, die na uit Afrika hier te zijn gearriveerd, op zoek gaat naar een partner en eieren legt. De eieren worden gelegd in de nest van veel kleinere zangvogels, die het alleen overblijvende koekoeksjong grootbrengen. Wanneer alle eieren gelegd zijn trekken de volwassen Koekoeken al vrij snel weer naar het Zuiden; de jonge vogels trekken pas later weg.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

De grootste aantallen waarnemingen komen uit de jaren waarin broedvogelinventarisaties hebben plaatsgevonden (1980, 2000, 2005, 2010). Dat is niet verwonderlijk, omdat dan de meeste aandacht naar de soort uit gaat. De aantallen waarnemingen door de jaren heen vertonen weliswaar grote verschillen, maar op de lange termijn geen duidelijk trend. 

Broedvogel

Koekoeken worden vooral geïnventariseerd op de koe-koek roep van de mannetjes, vanaf een zangpost of in de vlucht. Ook wordt in de broedtijd de hinnik-roep van de vrouwtjes gebruikt als ondersteunende waarnemingen. Naar alle waarschijnlijkheid zijn de meeste Koekoeken gespecialiseerd op waardvogels in moerasland zoals Kleine karekiet en Rietzanger die daar in zeer grote getale broeden. Maar ook Graspiepers worden waarschijnlijk benut als waardvogel. Een aantal malen is geconstateerd  dat Koekoek-vrouwtjes de graslanden van de Binnemiede inspecteerden op zoek naar nestjes.
Vier keer is het gebied in zijn geheel voor de soort geïnventariseerd. Het aantal broedparen lijkt de afgelopen vijftien jaar te zijn toegenomen. Van de periode daarvoor is niet veel bekend, alleen dat in 1980 drie territoria zijn vastgesteld.  Bij de inventarisaties in 2017 is gecorrigeerd voor mogelijke dubbeltellingen.

 

2000 2005 2010 2017
3 5 7 7

Broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra