Knobbelzwaan

Knobbelzwaan

jaarvogel

1008 waarnemingen, 7347 vogels

 

Knobbelzwanen, wie kent ze niet. Deze markante, zeer grote vogels zijn het gehele jaar rond het Groote Wielengebied aan te treffen. In de broedtijd zie vaak losse paren  die concurrenten op afstand houden. Na de broedtijd blijven gezinnen met groter wordende jongen een tijd lang hangen; later sluiten Knobbelzwanen zich vaak aaneen tot wat grotere groepen. Zelfs bij aanhoudende vorst blijven er altijd wel Knobbelzwanen in het gebied achter in en bij wakken. De vogels eten vooral plantaardig voedsel op het land en grondelend onder water.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

In de broedtijd zijn de aantallen waargenomen vogels het kleinst. De grootste aantallen worden aangetroffen in de nazomer vanaf september, wanneer vogels uit het Groote Wielengebied met opgroeiende jongen, aangevuld met vogels van elders in het Groote Wielengebied kunnen verblijven. In de afgelopen 45 jaar zijn de aantallen Knobbelzwanen geleidelijk aan toegenomen. Hoewel de aantallen in het voorjaar meestal wat kleiner zijn, is het grootste aantal Knobbelzwanen in het voorjaar gezien: 75 vogels op 28 maart 1999.  

Broedvogel

Er zijn Knobbelzwanen die pront op een graslandoever broeden, markant en voor iedereen in het zicht. Andere Knobbelzwanen broeden in riet- en moerasland, het nest met de vrouw verscholen in het riet, terwijl de man tientallen of enkele honderden meters ver op wacht zwemt. Het aantal broedende Knobbelzwanen bij de Groote Wielen is de laatste tien jaren toegenomen tot zo’n 5-8 broedparen. De oudervogels blijven na de broedtijd samen met de jongen nog lang aanwezig in het gebied.

 

2000 2005 2010 2017
3 4 7 7

Broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Kneu

Kneu

jaarvogel

166 waarnemingen, 894 vogels

De Kneu is een vertrouwde, maar toch niet alledaagse verschijning rond de Groote Wielen. De soort is het gehele jaar aan te treffen, maar het meest gedurende de voorjaars- en vroege najaarstrek. Kneuen eten vooral kleine zaden van grassen en andere planten. Ze broeden in dichte struiken in halfopen landschap. Dat is vooral hier en daar in de Ryptsjerksterpolder te vinden. 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
 met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De gemiddelde jaarmaxima laten zien dat door de jaren heen de maximale aantallen getelde Kneuen erg schommelen, maar op de langere termijn niet veel veranderd zijn. De grootste aantallen Kneuen zijn gezien gedurende de voor- en najaarstrek, wanneer de vogels in groepjes doortrekken. De vogels worden zowel in het open land waargenomen als bij bosschages. Het grootste aantal Kneuen in de najaarstrek is 45, geteld door de NJN in november 1975; tijdens de voorjaarstrek 25 op 7 april 1981. Merkwaardig is de dip in oktober, waarin veel minder vogels werden waargenomen dan in de september en november. In december is er maar één waarneming van vier vogels.

Broedvogel

 

De Kneu is een struweelvogel en broedt in struiken en bosjes. Ten westen van de Wielen is weinig struweel te vinden; daar broeden dan ook geen Kneuen. Ten oosten van de Wielen in de Regente-petten was de afgelopen twintig jaar opschot van Grauwe wilg aanwezig. Daar en in de bosjes voor de ingang van de Ryptsjerksterpolder langs de Westerdijk broedden in 2010 zes paar Kneuen. Recent is de wilg opschot verwijderd. Dat betekent voor de Kneu dat ze elders broedgelegenheid hebben moeten zoeken. In 2017 zijn drie broedterritoria in de Gelte Herne vastgesteld. 

 

2000 2005 2010 2017
5 4 6 3

Broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Kluut

Kluut

zomervogel

64 waarnemingen  315 vogels

De Kluut wordt meestal geassocieerd met de Wadden en het Delta-gebied. Maar Kluten broeden ook wel in het binnenland. In het Groote Wielengebied is de Kluut een onregelmatige broedvogel en zomergast. Met enige regelmaat worden Kluten rond de Groote Wielen gezien met name in de Ryptsjerksterpolder. De vogels houden van korte vegetaties en zoeken voedsel op slikkige plekken met ondiep water.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (jaarmaxima)

 

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

In slechts vier maanden van maart tot en met juni zijn Kluten gezien rond de Groote Wielen. Het voorkomen gedurende de jaren is nogal onregelmatig. In de meeste jaren worden minder dan vijf of geen vogels gezien. Uitzondering was 1987 toen op 21 maart 22 Kluten werden gezien. In de jaren rond 2010, toen de soort broedde in de Ryptsjerksterpolder, werden soortgelijk aantallen waargenomen.

Broedvogel

 

Het is niet zeker of de Kluut in de jaren tachtig heeft gebroed rond de Groote Wielen. Het aantal van 22 Kluten op 21 maart 1987 plus twee waarnemingen van vier vogels in april en één van twee vogels in mei kan op die mogelijkheid duiden. In elke geval heeft de Kluut vanaf rond de eeuwwisseling een aantal jaren op een eilandje gebroed of een broedpogingen gedaan. Meestal betrof het slechts enkele paren. Wanneer het water rond het eilandje in de broedtijd te veel weg zakte, konden Vossen gemakkelijker bij de broedsels konden komen en mislukte de broedpoging. Er zijn vier integrale inventarisaties verricht voor de soort. In 2010 (tegelijk het hoogtepunt) broedde er een kleine kolonie van 13 paren. Daarna nam het aantal snel af. Vanaf 2014 zijn geen broedpogingen meer ondernomen.

 

2000 2005 2010 2017
0 3 13 0

broedterritoria in 2010

foto Jappie Seinstra

Kleine zwaan

Kleine zwaan

wintergast

94 waarnemingen  835 vogels

Kleine zwanen broeden in het hoge Noorden van Rusland. Het grootste deel van de populatie overwintert in Nederland. Regelmatig komen in de winter kleine groepen Kleine zwanen naar Groote Wielengebied. Ze slapen met andere zwanen en ganzen in de Ryptsjerksterpolder. De vogels zijn groot en duidelijk herkenbaar, toch zijn ze niet jaarlijks in het Groote Wielengebied zien. De vogels zijn overdag meestal buiten het GrooteWielengebied te vinden, waar ze voedsel zoeken op boerengraslanden en maisstoppelvelden

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (jaarmaxima)

 

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Naar alle waarschijnlijkheid komen er elke winter Kleine zwanen naar het Groote Wielengebied. Ze vliegen ’s avonds in en vertrekken ’s ochtends vroeg meestal binnen een uur na zonsopgang naar de voedselgebieden elders. Daardoor kunnen ze gemakkelijk aan de aandacht ontsnappen, want bij tellingen overdag zijn ze er meestal niet. De vogels zijn vrijwel geteld bij de slaapplaatstellingen vanaf een half uur voor zonsopgang. Vaak zwemmen de vogels min of meer gemengd met Wilde zwanen op de onder water staande zomerpolders.  Meestal gaat het om hooguit enkele tientallen vogels. Na een dip vanaf de eeuwwisseling wordt de Kleine zwaan de laatste jaren weer meer gezien.  

foto anonymus

Kleine rietgans

Kleine rietgans

wintergast

39 waarnemingen  878 vogels

Kleine rietganzen broeden op Spitsbergen. Ze zijn nooit erg talrijk geweest rond de Groote Wielen, maar tegenwoordig worden de er vogels nog maar weinig gezien. Dat spoort met de algemene achteruitgang van de soort in ZW-Fryslân, nu de vogels steeds meer in Denemarken overwinteren. Mogelijk zullen er nog wel Kleine rietganzen door de tellers gemist worden, wanneer  ze in kleine groepjes te midden van duizenden andere ganzen verblijven.   

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (jaarmaxima)

 

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De waarnemingen van de Kleine Rietgans in het Groote Wielengebied stammen alle uit de wintermaanden, waarbij maart wel de kroon spant. Uit die maand komt 70% van alle waargenomen vogels. Dat is wat gechargeerd, aangezien de twee uitzonderlijke waarnemingen uit die maand stammen: 350 vogels (1980) en 300 vogels (1982). De overige waarnemingen betreffen alle aantallen van minder dan 30 Kleine rietganzen. De vogels sliepen met andere ganzen in de zomerpolders in de Ryptsjerksterpolder. Na 2006 zijn geen Kleine rietganzen meer gezien.

foto Jappie Seinstra

Kleine mantelmeeuw

Kleine mantelmeeuw

zomergast en doortrekker

180 waarnemingen  828 vogels


K
leine mantelmeeuwen worden in het Groote Wielengebied gezien in de zomer maar vooral in het voorjaar. Samen met andere meeuwen slapen ze ’s nachts in de zomerpolders van de Ryptsjerksterpolder. Hoewel de forse vogels opvallen, is het lastig ze te tellen in de schemering te midden van duizenden andere meeuwen. In de vroege ochtend vliegen de vogels naar elders om voedsel te zoeken.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Bij de slaapplaatstellingen kunnen Kleine mantelmeeuwen niet goed worden geteld. In de schemering zijn ze moeilijk te onderscheiden van de andere grote meeuwen en in de ochtend bij het wegvliegen van de slaapplaats speelt hetzelfde euvel. Groepen overdag in het veld kunnen wel goed geteld. In de loop van de jaren is de Kleine mantelmeeuw in het Groote Wielengebied toegenomen. Het grootste getelde aantal Kleine mantelmeeuwen betrof een groep van 55 vogels op 16 juni 2010 tijdens een broedvogelinventarisatie in de Binnemiede. De waarneming is exemplarisch voor de soort, want grotere aantallen worden eigenlijk alleen geteld in het voorjaar op de graslanden. In het najaar gaat het meestal maar om een paar vogels. Waarnemingen in de winter zijn nogal uitzonderlijk.

foto Ruurd Jelle van der Leij

Kleine karekiet

Kleine karekiet

zomervogel

270 waarnemingen, 1834 vogels

 

Als een van de laatste broedvogels keert de Kleine karekiet uit Afrika terug naar het Groote Wielengebied rond de eerste week in mei. Het is een vogel van oeverzones, waar ze snel na aankomst het territorium uitzetten en verdedigen. Broeden kan plaatsvinden tot in juli. Je ziet ze vrijwel alleen in rietvegetaties. Na het broeden verdwijnen deze moerasvogeltjes vrij geruisloos van het toneel. 

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Ontwikkeling in aantallen waarnemingen 

Voorkomen gedurende het jaar  – verdeling over de maanden

Kleine karekieten worden gezien (en vooral gehoord) van mei tot begin september. De waarnemingen slaan vooral op broedvogels. Die laten zich door hun gezang duidelijk horen en bij het omhoog kruipen in rietstengels ook zien. Broeden kan plaatsvinden tot in juli en soms augustus. In september en oktober kunnen nog wel doortrekkers aanwezig zijn, maar die onttrekken (behalve voor vogelringers) zich aan de waarneming. De Kleine karekiet heeft zich gezien de waarnemingen door de jaren heen uitstekend gehandhaafd. De meeste waarnemingen zijn gedaan tijdens broedvogelinventarisaties, soms vanuit de boot. Dat is te zien aan de pieken in het aantal waarnemingen rond 1980, 2005 en 2010.

Broedvogel

 

Het broeden vindt plaats in tussen rietstengels vastgemaakte nesten in oeverzones. De Kleine karekiet gebruikt het liefst riet dat in water staat, in oevers van meren en vaarten en langs sloten. De Kleine karekiet is één van de talrijkste broedvogels in het Groote Wielengebied. Het leefgebied is door de ruim 12 km oeverlengte langs de meren en vaarten ruimschoots aanwezig. Het gebied is drie keer integraal voor de soort geïnventariseerd. Uit die gegevens ziet het er naar uit dat de broedpopulatie tamelijk stabiel is door de jaren heen.

 

2000 2005 2010
137 155 127

Broedterritoria in 2010

foto Ruurd Jelle van der Leij

Keep

Keep

wintergast

50 waarnemingen  476 vogels

Kepen zijn naar alle waarschijnlijkheid jaarlijks in en rond de winter in het Groote Wielengebied aanwezig. De vogels vliegen vaak mee met groepen Vinken en worden dan vaak over het hoofd gezien. De kepen-roep  is vrij karakteristiek, maar je moet er wel op gespitst zijn om het te horen. De vogels eten ’s winters diverse zaden en graag beukennootjes als die voorhanden zijn. De vogels worden meestal aangetroffen langs de randen van het gebied met wat geboomte, maar ook zijn groepjes doortrekkers gezien foeragerend op de graslanden   

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (jaarmaxima)

 

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

In de loop van het najaar trekken Kepen uit Scandinavië naar onze contreien. Sommige trekken verder zuidelijk, anderen blijven bij ons overwinteren. De vogels worden vooral vanaf oktober / november aangetroffen, vaak samen met andere vinkachtigen. Vanaf april zijn er geen Kepen meer aanwezig. Een blik op de jaarmaxima laat zien dat in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw veel grotere aantallen Kepen werden geteld dan daarna. Toen nog werden met enige regelmaat meer dan tien vogels aangetroffen. Het grootste aantal van 110 vogels werd geteld door de NJN in oktober 1975. Vanaf de jaren negentig zijn, behalve in 1996 een keer 50 kepen in december, hooguit enkele vogels gezien, meestal samen met Vinken.

foto Ruurd Jelle van der Leij

Kievit

Kievit

jaarvogel

1598 waarnemingen, 628.827 vogels

 

Behalve in vorstperioden zijn Kieviten rond de Groote Wielen eigenlijk altijd wel aanwezig. De vogels broeden sinds jaar en dag in het Groote Wielengebied. Buiten de broedtijd kunnen grote groepen Kieviten op de graslanden verblijven. De vogels zoeken voedsel en rust en pleisteren op plas-drasse delen van het gebied. Kieviten zijn oog- en oorjagers en eten veel dierlijk spul vanaf of vlak onder het bodemoppervlak zoals, insecten, slakjes en regenwormen. De vogels slapen ’s winters ook wel op de steltloperslaapplaatsen, maar niet zo stelselmatig als bijvoorbeeld Grutto’s en Kemphanen.

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling  (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

Met meer dan een half miljoen waargenomen vogels is de Kievit een van de talrijkste soorten die jaarrond in het Groote Wielengebied kunnen verblijven.  De gemiddelde jaarmaxima worden geheel bepaald door pleisterende vogels buiten de  broedtijd. Al in mei stijgen de aantallen getelde vogels, overwegend door de aanwezigheid van vogels met mislukte broedsels. Na de broedtijd stijgen de aantallen in het najaar snel, wanneer ook noordelijke Kieviten hier komen doortrekken en overwinteren. Met name november is een topmaand. De vogels blijven in Europa hangen rond de vorstgrens. Pas bij wat strengere vorst en sneeuw trekken de vogels weg naar zuidelijkere oorden. Kieviten maken te hooi en te gras gebruik van de slaapplaatsen in de zomerpolders van de Ryptsjerksterpolder, met name in de periode vlak voor de invallende winter. Dan worden bij slaapplaatstellingen ’s avonds grote groepen Kieviten geteld die invallen op de slaapplaatsen. Maar heel vaak is ook geconstateerd dat grote groepen Kieviten ’s ochtends vroeg na zonsopgang invliegen vanuit de omgeving en dan gedurende kortere of langere tijd gezamenlijke ochtendvluchten uitvoeren boven de plas-drasse zomerpolders. De grootste aantallen Kieviten zijn geteld in de maanden november en december niet op de slaapplaats, maar op de graslanden: op 28 november 1982 (12500), 25 december 2006 (10600) en 24 december 2014 (10200 vogels). De grotere piek in de gemiddelde jaarmaxima rond 1982 wordt veroorzaakt omdat drie achtereenvolgende jaren zeer grote aantallen Kieviten zijn geteld. Het ziet ernaar uit dat de aantallen pleisterende Kieviten in 45 jaar tijd wel  behoorlijke schommelingen hebben laten zien, maar geen achteruitgang. 

Broedvogel

 

De Kievit is van oudsher een talrijke broedvogel op de graslanden rond de Groote Wielen. Evenals elders in Nederland is de Kievit als broedvogel vrij sterk achteruitgegaan. De achteruitgang heeft vooral plaatsgevonden in de Ryptsjerksterpolder, waar geen specifiek weidevogelbeheer wordt uitgevoerd. De kievitenpopulatie in het weidevogelreservaat de Binnemiede / Weeshuispolder is de laatste tientallen jaren met golfbewegingen tamelijk stabiel. In deze polder zijn verscheidene beheersmaatregelen genomen, waarbij plaatselijk vernatting en maaibeheer afgestemd op de aanwezigheid van oudervogels met jongen een belangrijke rol spelen.  Het Grote Wielengebied is vier keer integraal op de soort geïnventariseerd. Daaruit blijkt dat de achteruitgang van de Kievit de laatste tien jaar tot staan is gebracht.

 

2000 2005 2010 2017
91 84 53 60

Broedterritoria 2010

 

 

 

weidevogels Binnemiede en Weeshuispolder – langlopende reeks broedparen Kievit (BMP)

 

foto Jappie Seinstra

Kemphaan

Kemphaan

wintergast, doortrekker

758 waarnemingen, 87.515 vogels

Als doortrekker is de Kemphaan nog steeds een vertrouwde verschijning rond de Groote Wielen. Zodra de zomerpoldergraslanden in de Ryptsjerksterpolder onder water komen te staan in november, kunnen de eerste Kemphanen in het najaar worden gezien. De vogels worden vooral aangetrokken door de plas-drasse delen, waar allerhande, vooral dierlijk spul, hen tot voedsel dient. Een groot gedeelte van het jaar kunnen er vogels in het Groote  Wielengebied verblijven, maar  als broedvogel is de Kemphaan verleden tijd.   

 

meer info

Zoeken
Generic filters
Exact matches only
Search in title
Search in content
Search in excerpt
Filter by Categorieën
Vogels

Aantalsontwikkeling (gemiddelde jaarmaxima)
met 3-jarig lopend gemiddelde

Voorkomen gedurende het jaar  –  verdeling over de maanden

De gemiddelde jaarmaxima van de Kemphaan worden beheerst door de pleisterende doortrekkers, meestal geteld bij de slaaplaatstellingen in de Ryptsjerksterpolder. Twee dingen vallen in het bijzonder op. Vlak voor de eeuwwisseling kelderden de aantallen Kemphanen in het Groote Wielengebied spectaculair. Waar eerst aantallen van meer dan 1000 vogels regelmatig werden waargenomen, werd rond de eeuwwisseling de grens van 100 vogels nauwelijks meer geslecht. Een en ander had te maken met het verleggen van de trekroutes van de Kemphaan, waarbij de aantallen in Zuidwest-Fryslân fors toenamen. Pas jaren daarna stegen de aantallen langzaam aan weer wat. Een tweede opvallend verschijnsel is een spectaculaire piek rond 1992 met als grootste aantallen 4300 (20 april 1992), 2600 (25 april 1993) en 2300 (20 april 1991). Dit laat gelijk zien dat april de belangrijkste doortrekmaand is, die samenvalt met het droogvallen van de zomerpolders, waarbij allerhande stadia van plas-drasse, zompige en drogere graslanden aanwezig zijn. De doortrek vindt plaats tot meestal half mei, waarbij tijdens de broedvogelinventarisaties in de Binnemiede / Weeshuispolder groepen van vele tientallen voedsel zoekende Kemphanen worden gezien.

Broedvogel

beetje historie

Begin jaren ’80 was de kemphanenpopulatie rond de Groote Wielen op zijn hoogtepunt met een broedpopulatie van zo’n 30 hennen en een baltsplaats van rond 25 hanen. Rondom het Groote Wielengebied was de neergang al gaande. De kemphanenpopulatie zou het nog volhouden tot in 1999 de laatste hen broedde, in de Weeshuispolder. Hoe symbolisch dat het nest werd geplet door het lijf van een herkauwende pink.

hanen in vol ornaat op de baltsplaats in de Binnemiede, begin jaren tachtig

territoria broedende hennen in de Binnemiede / Weeshuispolder in 1981

voormalige baltsplaats in de Binnemiede langs de grenssloot van een verlande vroegere inham van de Houtwielen

Van oudsher was de Kemphaan broedvogel rond de Groote Wielen in de Binnemiede / Weeshuispolder en de Ryptsjerksterpolder, en in het boerenland daaromheen zoals de Bullepolder, Gytsjerkster-/Oentsjerksterpolder en de graslanden bij Lytse Geast. De in de jaren zestig en zeventig ingezette ruilverkaveling met diepere ontwatering en voortgaand intensiever gebruik van de graslanden betekenden het keerpunt. De Kemphaan kon, als cultuurvolger van extensief gebruikte, kruidenrijke graslanden, het in de jaren tachtig niet meer bijbenen en verdween geleidelijk van het toneel. Eerst in het boerenland rond het Groote Wielengebied. Ook de zomerpolders in de Ryptsjerksterpolder, rond 1980 nog zeer goed broedgebied voor de Kemphaan, werden door verruiging van de vegetatie minder geschikt. In die tijd steeg het aantal broedende hennen in de Binnemiede / Weeshuispolder omdat de hennen in de omgeving niet meer terecht konden. Maar dat duurde niet lang, de Binnemiede / Weeshuispolder werd een eiland met steeds minder draagkracht voor een florerende kemphanenpopulatie. Rond 1980 bevond zich een baltsplaats in de Binnemiede en een ‘dependance’ in de Ryptsjerksterpolder. Op het toppunt ging het om 20-25 hanen die zorgden voor de bevruchting van hennen in en rond het Groote Wielengebied. Met de teloorgang van de broedpopulatie verdween eerst de dependance in de Ryptsjerksterpolder. De baltsplaats in de Binnemiede die misschien wel honderd jaar of meer had bestaan verdween begin jaren negentig toen er nog maar 5-6 hanen over waren. Dat aantal was blijkbaar te weinig om vrouwtjes aan te trekken; in feite was daarmee een belangrijk sociaal en reproductief centrum in de kemphanen-samenleving verdwenen. In de jaren daarna probeerden de nog aanwezige mannetjes via een andere strategie, door hennen in het gebied actief te volgen tot paring te verleiden. In de loop van de jaren negentig is de Kemphaan als vaste broedvogel rond de Groote Wielen verdwenen. Een ontwikkeling die zich in geheel Nederland heeft voorgedaan. Een enkel onderweg bevrucht vrouwtje wil hier en daar in Nederland nog incidenteel tot broeden komen, zoals in 2016 in de Binnemiede gebeurde, maar daar blijft het ook bij.

weidevogels Binnemiede en Weeshuispolder – langlopende reeks broedparen Kemphaan (BMP) 

 

foto Jappie Seinstra