De gemiddelde jaarmaxima van de in het Groote Wielengebied verblijvende Futen betreffen vooral niet-broedvogels. De grootste aantallen Futen worden geteld in het voorjaar, nazomer en najaar, vogels op weg naar de broedgebieden of juist naar de winterkwartieren. De Nederlandse broedvogels ruien in de nazomer de Waddenzee en op het IJsselmeer. ’s Winters verblijven de meeste Futen op de Noordzee. Dan zijn de aantallen in het Groote Wielengebied het kleinst. Bij tellingen gaat het dan meestal maar om enkele vogels.
De grootste aantallen vogels zijn geteld in de jaren tachtig en negentig. Toppers waren 24 maart 1991 (60), 10 september 1986 (52) en 27 augustus 1980 (49 vogels). Na de eeuwwisseling daalt het aantal Futen buiten de broedtijd met wat schommelingen geleidelijk. Een aantal van meer dan tien getelde Futen sindsdien is op de vingers van één hand te tellen.