Vele duizenden Kolganzen verblijven ’s winters in het Groote Wielengebied. De eerste wat grotere groepen arriveren in de loop van oktober uit de noordelijke broedgebieden. De vogels vliegen elke avond bij invallende schemering naar de Ryptsjerksterpolder, waar ze met andere ganzen slapen in de onder water staande zomerpolders en bij poelen. ’s Ochtends vroeg vertrekken de ganzen rond en na zonsopgang naar de omliggende agrarische graslanden om te foerageren. In maart vertrekken de vogels weer, naar de broedgebieden in Noord-Rusland en Siberië.
In de jaren zestig van de vorige eeuw kwamen er nog maar enkele duizenden Kolganzen naar het Groote Wielengebied. Daarna is de populatie overwinterende Kolganzen in de loop van de tijd gegroeid naar 30.000 tot 40.000 vogels in de jaren tachtig. Met de inrichting van meer natte natuurgebieden in Fryslân in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur konden de ganzen op meer plekken terecht en daalden de aantallen in het Groote Wielengebied naar 15.000 tot 20.000. Hoewel hier en daar in Fryslân Kolganzen (nazaten van ontsnapte of aangeschoten vogels) zijn gaan broeden, is dat in het Groote Wielengebied niet of nauwelijks gebeurd. Het aantal zomerwaarnemingen is gering en niet terug te vinden in de statistieken.